Lundi le 17 avril (H2c-s16)

Bonjour!
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bonjour!

Slide 1 - Diapositive

Programme
Unité 6: grammaire II, feuilleton
- Huiswerk bespreken (app 1+2 en écouter)
- Uitleg over de imparfait + oefenen.
- Lire feuilleton U3 en U4

Slide 2 - Diapositive

Vertaal: huilen

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal: lachen

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal: verliefd (m)

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal: het geluk

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal: de ramp

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal: vroeger

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal: verlegen

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal: dat vind ik eng

Slide 10 - Question ouverte

Correction écouter (p.99)
"Je kunt gesprekken en chansons over gevoelens begrijpen en je kunt complimenten geven."
  1. Correction exercices 14, p. 99






timer
5:00

Slide 11 - Diapositive

Grammaire II: imparfait (p 103)
"Je begrijpt de theorie over de imparfait."
- Wat is de imparfait?
- Wanneer gebruik je in de imparfait?
- Hoe vervoeg je de imparfait in het Frans?

Slide 12 - Diapositive

Noem in het Nederlands een voorbeeld van een onvoltooid verleden tijd.

Slide 13 - Carte mentale

Grammaire II: imparfait (p 103)
"Je begrijpt de theorie over de imparfait."

Slide 14 - Diapositive

Présent
Passé composé
Imparfait
Tegenwoordige tijd
Voltooid tegenwoordige tijd
Onvoltooid verleden tijd

Slide 15 - Question de remorquage

présent
imparfait
passé composé
je donne
je donnais
j'ai donné

Slide 16 - Question de remorquage

Hoe vorm je de imparfait?
A
nous vorm van present -ons
B
hele vorm van werkwoord -er
C
met het hulpwerkwoord avoir
D
met het hulpwerkwoord être

Slide 17 - Quiz

Combineer de juiste imparfait uitgang bij het persoonlijk voornaamwoord.
Imparfait
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 18 - Question de remorquage

je (trouver, imparfait)
A
trouvait
B
trouve
C
trouvais
D
trouvai

Slide 19 - Quiz

Nous (imparfait) ___
A
regardons
B
regardions
C
regardiez
D
regardez

Slide 20 - Quiz

On (hebben - imparfait)
A
on avais
B
on avoirait
C
on avait
D
on avions

Slide 21 - Quiz

Het trucje gaat niet op voor être: hoe maak je de imparfait van het werkwoord être?
A
Stam 'sommes' -es er af halen en daarachter plak je de uitgangen van de imparfait.
B
Stam 'ét' en daarachter plak je de uitgangen van de imparfait.
C
Stam van 'êtr' en daarachter plak je de uitgangen van de imparfait.

Slide 22 - Quiz

être- imparfait- elle
A
elle était
B
elle sommait
C
elle estait
D
elle êtrait

Slide 23 - Quiz

Ik begrijp de imparfait
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Maintenant
"Je past de theorie over de imparfait toe en je begrijpt een verhaal uit een serie."
- Faire exercices 16A tot met 16D p 103
- Résumer feuilleton U3 en lire feuilleton U4


Slide 25 - Diapositive

Fin du cours - les objectifs
  • Ik heb de imparfait begrepen en past het toe.
  • Ik heb geoefend met de vocabulaire.
  • Ik heb een verhaal begrepen uit een serie.

Les devoirs
Apprendre 5
Exercices 16A tot met 16D
Samenvatten feuilleton U3, lire U4


  • Zet hw in je agenda.
     
  • Stoelen aanschuiven.

Slide 26 - Diapositive