Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord VWO
Nederlands
1 / 26
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
26 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Nederlands
Slide 1 - Diapositive
In deze les:
Herhaling vorige week
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Vooruitblik volgende week
Slide 2 - Diapositive
Herhaling
Slide 3 - Diapositive
Directe of indirecte rede?
Jelle zei dat hij de hele dag ziek in bed had gelegen.
A
Directe rede
B
Indirecte rede
Slide 4 - Quiz
Directe of indirecte rede?
"Ik heb de hele dag ziek in bed gelegen", zei Jelle.
A
Directe rede
B
Indirecte rede
Slide 5 - Quiz
Directe rede
Letterlijk weergeven wat iemand heeft gezegd: citeren.
Het citaat staat tussen aanhalingstekens.
Indirecte rede
Weergeven wat iemand heeft gezegd, maar niet letterlijk zoals het is gezegd.
Je gebruikt geen aanhalingstekens.
Slide 6 - Diapositive
Welk leesteken moet er staan?
Als jij de hond even vasthoudt [_] pak ik zijn riem.
A
Komma
B
Dubbele punt
C
Punt
D
Aanhalingsteken
Slide 7 - Quiz
Welk leesteken moet er staan?
Ik ga elke dag even naar buiten [_] dat is gezond.
A
Komma
B
Dubbele punt
C
Punt
D
Aanhalingsteken
Slide 8 - Quiz
Komma
Tussen twee persoonsvormen.
Tussen delen van een opsomming (niet voor
en
).
Tussen een naam of uitroep en de rest van de zin.
Voor
maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra
.
Dubbele punt
Na een aankondiging zoals een opsomming, toelichting of citaat.
Aanhalingstekens
Voor en na het citaat.
Slide 9 - Diapositive
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Slide 10 - Diapositive
Hoeveel werkwoorden staan er in deze zinnen?
Sander heeft zijn enkel gebroken. Met een gebroken enkel kan hij niet voetballen.
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 11 - Quiz
Sander
heeft
zijn enkel
gebroken
. Met een
gebroken
enkel
kan
hij niet
voetballen
.
Van een voltooid of onvoltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Er gelden dan andere spellingsregels:
Schrijf het zo kort mogelijk (het moet wel goed uit te spreken zijn)
Als het VD op -en eindigt, eindigt het BN ook op -en of -n
Alleen
tt
of
dd
als het voor de uitspraak moet
Net als bij het 'gewone' BN moet er soms een -e achter
Slide 12 - Diapositive
Spel het woord tussen haakjes:
De timmerman heeft zijn hand lelijk (openhalen).
A
opengehaalt
B
opengehaalte
C
opengehaald
D
opengehaalde
Slide 13 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
De timmerman heeft zijn hand lelijk opengehaald aan een (verroesten) spijker.
A
verroesde
B
verroeste
C
verroesdde
D
verroestte
Slide 14 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
Onlangs is een schilderij van Van Gogh uit het museum (stelen).
A
gesteeld
B
gesteelde
C
gestole
D
gestolen
Slide 15 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
De waarde van het (stelen) schilderij is niet bekend.
A
gesteeld
B
gesteelde
C
gestole
D
gestolen
Slide 16 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
Na de hagelbui keek de tuinder treurig naar zijn veld met (pletten) tulpen.
A
geplete
B
geplette
C
geplet
D
gepletten
Slide 17 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
Het (uitbranden) pand was volledig verwoest.
A
uitgebrande
B
uitgebrand
C
uitgebrandde
D
uitgebrandt
Slide 18 - Quiz
Spel het woord tussen haakjes:
De politie achtervolgde de criminelen met (passen) afstand.
A
gepast
B
gepastte
C
gepaste
D
gepasten
Slide 19 - Quiz
Vooruitblik
Slide 20 - Diapositive
Voornaamwoorden (VNW)
Deze kenden we al:
Persoonlijk voornaamwoord
(verwijst naar een persoon of ding)
Bezittelijk voornaamwoord
(verwijst naar een bezit)
Daar komen drie nieuwe voornaamwoorden bij:
Aanwijzend voornaamwoord
(wijst iets aan)
Vragend voornaamwoord
(woord aan het begin van een vraag of vragende zin)
Onbepaald voornaamwoord (verwijst naar persoon of zaak, maar niet specifiek)
Slide 21 - Diapositive
Kies het juiste VNW van het woord tussen haken.
De docent wil weten [welk] boek ik ga lezen.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
Slide 22 - Quiz
Kies het juiste VNW van het woord tussen haken.
Vond jij [dat] boek ook zo spannend?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
Slide 23 - Quiz
Kies het juiste VNW van het woord tussen haken.
Ik denk dat ik [alles] wel begrijp.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
Slide 24 - Quiz
Kies het juiste VNW van het woord tussen haken.
Die journalist stelt steeds [dezelfde] vragen.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
Slide 25 - Quiz
Einde
Slide 26 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord HAVO
Avril 2020
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord HAVO
Septembre 2022
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
M1 l4 Bijvoeglijke naamwoorden
Août 2024
- Leçon avec
33 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Spelling deel 2
Juin 2020
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Spelling: deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Novembre 2022
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
S35 - Het vragend en betrekkelijk voornaamwoord
Mai 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
aanwijzend vnw + zelfs. gebruikt
Février 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Frans
Enseignement Secondaire
Eerste les 25-03-2024 11:30-12:30
Mars 2024
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2