Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Oefentoets
Slide 1 - Diapositive
Drie geslachtskenmerken van een vrouw zijn schaamlippen, borsten en schaamhaar. Welk kenmerk is een secundair geslachtskenmerk of welke kenmerken zijn secundaire geslachtskenmerken?
A
alleen de schaamlippen
B
alleen de schaamlippen en de borsten
C
alleen de borsten en schaamhaar
D
schaamlippen, borsten en schaamhaar
Slide 2 - Quiz
- Anja zegt dat de temperatuur in de buikholte iets lager is dan in de zaadballen. - Hans zegt dat de voorhuid de huidplooi is waarin zaadballen en bijballen liggen.
Wie heeft gelijk?
A
Alleen Anja het gelijk
B
Alleen Hans heeft gelijk
C
Anja en Hans hebben allebei gelijk
D
Anja en Hans hebben allebei geen gelijk
Slide 3 - Quiz
Sleep de onderstaande secundaire geslachtskenmerken naar het juiste vak (zie boven).
secundaire geslachtskenmerken
jongen
secundaire geslachtskenmerken
beiden
secundaire geslachtskenmerken
meisje
borsten
groeispurt
baard in de keel
bredere heupen
okselhaar
gespierdere lichaamsbouw
actiever worden zweetklieren
gezichtsbeharing
volgroeien schaamlippen
Slide 4 - Question de remorquage
In de afbeelding hiernaast staan de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel. Er staan vijf organen aangegeven met een cijfer.
Sleep de onderstaande namen achter het juiste cijfer
teelbal
zwellichaam
prostaat
zaadblaasje
bijbal
Slide 5 - Question de remorquage
In de afbeelding hiernaast staat een diagram weergegeven, waarin de gemiddelde lengte van jongens en meisjes staat die bij elkaar op school zitten.
Welke opmerking over beide geslachten is juist?
A
geslacht 1 wordt uiteindelijk het langst, want dat zijn jongens
B
geslacht 1 wordt uiteindelijk het langst, want de groeispurt bij dit geslacht begint eerder
C
geslacht 2 wordt uiteindelijk het langst, want dat zijn de jongens
D
geslacht 2 wordt uiteindelijk het langst, want de groeispurt bij dit geslacht begint eerder
Slide 6 - Quiz
De zaadballen liggen in de balzak (scrotum).
Dit is noodzakelijk omdat …
A
… ze daar goed beschermd liggen
B
… de temperatuur daar goed is voor de zaadvorming
C
… de afstand tot de penis anders te groot wordt
D
… er in de buikholte geen ruimte meer is
Slide 7 - Quiz
Een eicel die niet wordt bevrucht, lost op en verdwijnt. Waar gebeurt dit?
A
In de baarmoeder
B
In een eierstok
C
In een eileider
D
In de vagina
Slide 8 - Quiz
Hieronder staan de nummers 1 t/m 8. Bij 1 staat de menstruatie. Zet de onderstaande processen in volgorde door ze achter de nummers te slepen.
1. menstruatie
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8,
rijping van de eicel
ovulatie
innesteling
eerste delingen
bevruchting
ontwikkeling van placenta
geboorte
Slide 9 - Question de remorquage
Sperma is …
A
… de hoeveelheid spermacellen per zaadlozing
B
… spermacellen met vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat
C
… een ander woord voor zaadlozing
D
… vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat
Slide 10 - Quiz
De man is in staat sperma te produceren …
A
… vanaf de geboorte tot op zeer hoge leeftijd
B
… vanaf de puberteit tot zijn 50ste
C
… vanaf de geboorte tot zijn 50ste
D
… vanaf de puberteit tot op zeer hoge leeftijd
Slide 11 - Quiz
Twee beweringen over het vervoer van urine en sperma bij een man zijn:
1. De zaadleiders van een man kunnen ook urine vervoeren.
2. De urinebuis van een man kan ook sperma vervoeren.
Welke van deze beweringen is of zijn juist?
A
alleen bewering 1 is juist
B
alleen bewering 2 is juist
C
beide beweringen zijn juist
D
beide beweringen zijn onjuist
Slide 12 - Quiz
Hieronder staat een aantal lichaamsdelen met een functie. Welke combinatie is niet mogelijk?
A
eileider: vervoer van eicellen
B
urinebuis: vervoer van zaadcellen
C
zaadleider: vervoer van zaadcellen
D
urinebuis: vervoer van eicellen
Slide 13 - Quiz
Enkele organen van het mannelijke voortplantingsstelsel zijn:
1. Bijballen
2. Urinebuis
3. Teelballen
4. Zaadleiders
Door welke delen van het voortplantingsstelsel gaan de zaadcellen achtereenvolgens, vanaf de plaats waar ze gemaakt worden tot buiten het lichaam?
A
1 – 2 – 3 – 4
B
3 – 1 – 4 – 2
C
3 – 4 – 1 – 2
D
1 – 3 – 2 – 4
Slide 14 - Quiz
Hoe heet het proces waarbij de kern van de zaadcel versmelt met de kern van de eicel?
A
de innesteling
B
de bevruchting
C
de ovulatie
D
de ejaculatie
Slide 15 - Quiz
In welke delen van het voortplantingsstelsel van een man worden zaadcellen tijdelijk opgeslagen?
A
in de bijballen
B
in de teelballen
C
in de zaadblaasjes
D
in de zwellichamen
Slide 16 - Quiz
Drie uitspraken over de zaadlozing van een man zijn:
1. Het lekkere gevoel bij een zaadlozing wordt orgasme genoemd.
2. Alleen bij geslachtsgemeenschap kan een zaadlozing plaatsvinden.
3. Tijdens een zaadlozing komen er duizenden zaadcellen vrij.
Welke van deze uitspraken zijn juist?
A
alleen uitspraak 1
B
alleen uitspraak 2
C
alleen uitspraak 1 en 2
D
alleen uitspraak 2 en 3
Slide 17 - Quiz
Hieronder staan een aantal stoffen beschreven:
1. Bloed
2. Vocht
3. Voedingsstoffen
4. Hormonen
Welke van de bovenstaande stoffen zitten er in sperma?
A
alleen 2
B
alleen 1 en 3
C
alleen 2 en 3
D
2, 3 en 4
Slide 18 - Quiz
Het maagdenvlies is …
A
… een huidplooi die deels de vagina afsluit
B
… een huidplooi die deels de baarmoeder afsluit
C
… een slijmvliesplooi die deels de vagina afsluit
D
… een slijmvliesplooi die deels de baarmoeder afsluit
Slide 19 - Quiz
Ovulatie is …
A
… het binnenkomen van een eicel in de baarmoeder
B
… de celdeling die aan de vorming van de eicel vooraf gaat
C
… de ontwikkeling van een onrijpe tot een rijpe eicel
D
… het vrijkomen van een rijpe eicel uit de eierstok
Slide 20 - Quiz
In de afbeelding hiernaast staan de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel. Er staan acht organen aangegeven met een cijfer. Sleep de groene namen achter het juiste cijfer.
kleine schaamlip
vagina
clitoris
grote schaamlip
eileider
baarmoeder
urineblaas
eierstok
Slide 21 - Question de remorquage
De bouw van het voortplantingsstelsel van kangoeroes wijkt af van de bouw van het voortplantingsstelsel van de mens, maar de functie is overeenkomstig. In de afbeelding hiernaast is het voortplantingsstelsel van een vrouwtjeskangoeroe schematisch getekend. Ook zijn de nieren en de urinewegen getekend.
Welk deel in de afbeelding is de baarmoeder? En welk deel de urineblaas?
A
deel R is de baarmoeder en deel Q de urineblaas
B
deel R is de baarmoeder en deel P de urineblaas
C
deel Q is de baarmoeder en deel R de urineblaas
D
deel Q is de baarmoeder en deel P de urineblaas
Slide 22 - Quiz
Twee beweringen over de organen van het vrouwelijk voortplantingsstelsel zijn:
1. De functie van de eileiders is het tijdelijk opslaan van de eicellen.
2. Bij de meeste vrouwen is de clitoris gevoeliger voor seksuele prikkels dan de vagina.
Welke van deze beweringen is of zijn juist?
A
alleen bewering 1 is juist
B
alleen bewering 2 is juist
C
beide beweringen zijn juist
D
beide beweringen zijn onjuist
Slide 23 - Quiz
Kan een bevruchte eicel in de eileider van een volwassen vrouw voorkomen? En een onbevruchte eicel?
A
beiden kunnen voorkomen in de eileider
B
alleen een bevruchte eicel kan voorkomen in de eileider, een onbevruchte eicel niet
C
alleen een onbevruchte eicel kan voorkomen in de eileider, een bevruchte eicel niet
D
beiden kunnen niet voorkomen in de eileider
Slide 24 - Quiz
In welk orgaan van het vrouwelijk voortplantingsstelsel bevindt zich het maagdenvlies?
A
in de baarmoeder
B
in de eierstok
C
in de vagina
D
in de eileider
Slide 25 - Quiz
Twee beweringen over de eicellen bij een vrouw zijn:
1. Onder invloed van de hypofyse vindt de rijping van de eicellen plaats in de eierstokken.
2. Alle onrijpe eicellen van een vrouw zijn al aanwezig bij de geboorte.
Welke van deze beweringen is of zijn juist?
A
alleen bewering 1 is juist
B
alleen bewering 2 is juist
C
beide beweringen zijn juist
D
beide beweringen zijn onjuist
Slide 26 - Quiz
Bij een gemiddelde vrouw duurt de menstruatiecyclus ongeveer vier weken. Deze cyclus wordt geregeld door hormonen.
Op de kalender in de afbeelding heeft een vrouw aangegeven (in het zwart) wanneer ze ongesteld was. Haar eerste menstruatiedag was op 15 oktober. Ze menstrueert erg regelmatig.
Wanneer heeft deze vrouw haar volgende menstruatie?
A
rond 29 oktober
B
rond 5 november
C
rond 12 november
D
rond 15 november
Slide 27 - Quiz
Bij een gemiddelde vrouw duurt de menstruatiecyclus ongeveer vier weken. Deze cyclus wordt geregeld door hormonen.
Op de kalender in de afbeelding heeft een vrouw aangegeven (in het zwart) wanneer ze ongesteld was. Haar eerste menstruatiedag was op 15 oktober. Ze menstrueert erg regelmatig.
Wanneer heeft deze vrouw haar eerst volgende ovulatie?
A
rond 22 oktober
B
rond 29 oktober
C
rond 5 november
D
rond 12 november
Slide 28 - Quiz
Bij een gemiddelde vrouw duurt de menstruatiecyclus ongeveer vier weken. Op de kalender in de afbeelding heeft een vrouw aangegeven (in het zwart) wanneer ze ongesteld was. Haar eerste menstruatiedag was op 15 oktober. Ze menstrueert erg regelmatig. Net na de ovulatie wordt de eicel bevrucht.
Wanneer vindt waarschijnlijk de innesteling plaats?
A
rond 22 oktober
B
rond 29 oktober
C
rond 5 november
D
rond 12 november
Slide 29 - Quiz
Tijdens de menstruatie bij de vrouw wordt …
A
… de onbevruchte eicel uit eileider verwijderd
B
… telkens één eicel uit één van de eierstokken verwijderd
C
… de bevruchte eicel uit de baarmoeder verwijderd
D
… een deel van het baarmoederslijmvlies uit de baarmoeder verwijderd
Slide 30 - Quiz
Vinden bij een zwangere vrouw menstruaties plaats? En ovulaties?
A
er vinden geen menstruaties en geen ovulaties plaats
B
er vinden wel menstruaties plaats, maar geen ovulaties
C
er vinden geen menstruaties plaats, maar wel ovulaties
D
er vinden zowel menstruaties als ovulaties plaats
Slide 31 - Quiz
In de afbeelding hiernaast zijn de veranderingen in het baarmoeder-slijmvlies van een zwangere vrouw gedurende zes weken schematisch weergegeven. Er zijn drie perioden P, Q en R aangegeven.
In welke periode heeft de bevruchting plaatsgevonden?
A
in periode P
B
in periode Q
C
in periode R
Slide 32 - Quiz
In de afbeelding hiernaast zijn de veranderingen in het baarmoeder-slijmvlies van een zwangere vrouw gedurende zes weken schematisch weergegeven. Er zijn drie perioden P, Q en R aangegeven.
In welke periode heeft de innesteling plaatsgevonden?
A
in periode P
B
in periode Q
C
in periode R
Slide 33 - Quiz
Hier volgt een aantal kenmerken van een vrouw:
1 Menstrueren.
2 Ovuleren.
3 Het hebben van borsten.
4 Het hebben van beharing rond de geslachtsorganen.
5 Het hebben van eierstokken.
6 Het hebben van een clitoris Wat behoort tot de primaire geslachtskenmerken?
A
1 en 2
B
3 en 4
C
5 en 6
Slide 34 - Quiz
Waar worden de zaadcellen bij de man gevormd?
A
Penis
B
Prostaat
C
Zaadblaasjes
D
Teelballen
Slide 35 - Quiz
Welke van de volgende kenmerken hebben betrekking op menselijke eicellen?
1 Deze cellen kunnen zelf bewegen.
2 Deze cellen bevatten veel reservevoedsel.
3 Deze cellen zijn van beide typen geslachtscellen de grootste.
4 Deze cellen hebben een zweepstaart
A
1 en 2
B
1 en 4
C
2 en 3
D
3 en 4
Slide 36 - Quiz
Gedurende de ontwikkeling van jongen tot man dalen de testes af vanuit de buikholte naar het scrotum (balzak). Dit is te zien aan de ligging van een van de volgende organen.
Aan de ligging van welk orgaan is te zien dat de testes zijn ingedaald in de balzak?
A
Aan de ligging van de urinebuis.
B
Aan de ligging van de zaadblaasjes
C
Aan de ligging van de zaadleiders
Slide 37 - Quiz
Tijdens de puberteit vinden er zowel lichamelijke als geestelijke veranderingen plaats.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 38 - Quiz
Het lekkere gevoel bij een zaadlozing wordt erectie genoemd
A
Juist
B
Onjuist
Slide 39 - Quiz
In afbeelding 1 zie je alleen primaire geslachtskenmerken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 40 - Quiz
Tijdens de zwangerschap blijven de menstruaties doorgaan
A
Juist
B
Onjuist
Slide 41 - Quiz
Bij een vrouw kan in de eileiders een onbevruchte eicel worden aangetroffen