Maak een goede zin 3. (want, omdat, maar)

zit - de kip - in de boom
1 / 35
suivant
Slide 1: Question ouverte
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

zit - de kip - in de boom

Slide 1 - Question ouverte

de zeep - in de zon - ligt

Slide 2 - Question ouverte

het doosje - vandaag - ik - leg - op de plank

Slide 3 - Question ouverte

Het is donker.
Het is nacht.

Slide 4 - Question ouverte

De kok maakt eten. Dat is zijn werk.

Slide 5 - Question ouverte

De kat pakt de kaas.
Hij heeft honger.

Slide 6 - Question ouverte

Maak een samengestelde zin.
Maak van 2 korte zinnen 1 lange zin.
Je pakt daarvoor een 'voegwoord'.
korte zin
korte zin
voeg-
woord

Slide 7 - Diapositive

Maak een samengestelde zin.
Maak van 2 korte zinnen 1 lange zin.
Je pakt daarvoor een 'voegwoord'.
korte zin
korte zin
voeg-
woord
lange zin

Slide 8 - Diapositive

tegenstellingen
'maar'

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld: 
Ik wil naar school. Ik ben ziek 
Na zin 1 haal je de punt weg.
Zet een komma neer. 
Ik wil naar school.
Ik ben ziek.
maar
Ik wil naar school, maar ik ben ziek.

Slide 10 - Diapositive

Ik wil bellen. Mijn telefoon is stuk.

Slide 11 - Question ouverte

Ik drink koffie. Ik lust geen koffie.

Slide 12 - Question ouverte

Ik moet slapen. Ik ben niet moe.

Slide 13 - Question ouverte

Ik moet met de bus. De bus komt niet.

Slide 14 - Question ouverte

De kat pakt de kaas.
Hij heeft honger.

Slide 15 - Question ouverte

Het is donker.
Het is nacht.

Slide 16 - Question ouverte

De kok maakt eten. Dat is zijn werk.

Slide 17 - Question ouverte

De kok maakt eten. Dat is zijn werk.

Slide 18 - Question ouverte

Ik eet geen biet. Ik vind biet vies.

Slide 19 - Question ouverte

Maak zelf een zin met 'want'.

Slide 20 - Question ouverte

Maak goede zinnen
want / omdat  (reden= waarom is het)
maar (tegenstelling)

Slide 21 - Diapositive

Maak nu zelf samengestelde zinnen. 

Gebruik het woordje 'want'.

Denk aan de hoofdletter, de komma en de punt! 
Maak nu zelf samengestelde zinnen.
Doe dit met het woordje 'omdat'. 

Denk aan:
* DE HOOFDLETTER
* De komma --> ,
* De punt --> .  

Slide 22 - Diapositive

Ik wil een Playstation. De Playstation is duur.

Slide 23 - Question ouverte

Ik heb dorst. De fles is leeg.

Slide 24 - Question ouverte

De deur kan niet open. De sleutel is weg.

Slide 25 - Question ouverte

De man lacht. Hij is niet blij.

Slide 26 - Question ouverte

Ik heb buikpijn. Ik eet een koek.

Slide 27 - Question ouverte

Ik eet ijs. Ik vind ijs lekker.

Slide 28 - Question ouverte

Ik koop een jurk. Ik vind de jurk mooi.

Slide 29 - Question ouverte

De kat pakt de kaas.
Hij heeft honger.

Slide 30 - Question ouverte

Het is donker.
Het is nacht.

Slide 31 - Question ouverte

De kok maakt eten. Dat is zijn werk.

Slide 32 - Question ouverte

Ik eet geen biet. Ik vind biet vies.

Slide 33 - Question ouverte

Maak zelf een zin met 'omdat'.

Slide 34 - Question ouverte

Maak nu zelf een zin.
Gebruik 
maar/ omdat
of want.

Slide 35 - Diapositive