Maak een goede zin 3. (want, omdat, maar)

zit - de kip - in de boom
1 / 23
suivant
Slide 1: Question ouverte
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

zit - de kip - in de boom

Slide 1 - Question ouverte

de zeep - in de zon - ligt

Slide 2 - Question ouverte

het doosje - vandaag - ik - leg - op de plank

Slide 3 - Question ouverte

Het is donker.
Het is nacht.

Slide 4 - Question ouverte

De kok maakt eten. Dat is zijn werk.

Slide 5 - Question ouverte

De kat pakt de kaas.
Hij heeft honger.

Slide 6 - Question ouverte

Maak een samengestelde zin.
Maak van 2 korte zinnen 1 lange zin.
Je pakt daarvoor een 'voegwoord'.
korte zin
korte zin
voeg-
woord

Slide 7 - Diapositive

Maak een samengestelde zin.
Maak van 2 korte zinnen 1 lange zin.
Je pakt daarvoor een 'voegwoord'.
korte zin
korte zin
voeg-
woord
lange zin

Slide 8 - Diapositive

tegenstellingen
'maar'

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld: 
Ik wil naar school. Ik ben ziek 
Na zin 1 haal je de punt weg.
Zet een komma neer. 
Ik wil naar school.
Ik ben ziek.
maar
Ik wil naar school, maar ik ben ziek.

Slide 10 - Diapositive

Ik wil bellen. Mijn telefoon is stuk.

Slide 11 - Question ouverte

Ik drink koffie. Ik lust geen koffie.

Slide 12 - Question ouverte

Ik moet slapen. Ik ben niet moe.

Slide 13 - Question ouverte

Ik moet met de bus. De bus komt niet.

Slide 14 - Question ouverte

Maak goede zinnen
want / omdat  (reden= waarom is het)
maar (tegenstelling)

Slide 15 - Diapositive

Ik wil een Playstation. De Playstation is duur.

Slide 16 - Question ouverte

Ik heb dorst. De fles is leeg.

Slide 17 - Question ouverte

De deur kan niet open. De sleutel is weg.

Slide 18 - Question ouverte

De man lacht. Hij is niet blij.

Slide 19 - Question ouverte

Ik heb buikpijn. Ik eet een koek.

Slide 20 - Question ouverte

Ik eet ijs. Ik vind ijs lekker.

Slide 21 - Question ouverte

Ik koop een jurk. Ik vind de jurk mooi.

Slide 22 - Question ouverte

Maak nu zelf een zin.
Gebruik 
maar/ omdat
of want.

Slide 23 - Diapositive