Kea 2HV H5 par 4

Hoofdstuk 5 
5.4 Oplossingen voor de sociale kwestie
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 5 
5.4 Oplossingen voor de sociale kwestie

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Je weet wat Economisch Liberalisme inhoudt

Je kunt uitleggen wat de klassestrijd volgens Karl Marx inhield 

Je weet in welke stappen de klassenstrijd zou verlopen

Je weet wat socialisme inhoudt en wat het verschil is met communisme 

Slide 2 - Diapositive

Welk begrip uit de paragraaf past het beste bij de foto?

Slide 3 - Question ouverte

In deze maatschappij is je afkomst belangrijk voor je positie in de maatschappij

Slide 4 - Question ouverte


Deze afbeelding gaat over het kiesrecht. Past deze manier van denken in een standenmaatschappij of een klassenmaatschappij? 

Slide 5 - Question ouverte

Kies het beste antwoord. Deze afbeelding laat ook iets zien over:
A
Het onbegrip tussen beide klassen
B
Het verschil in arme en rijke kleding
C
De mogelijkheid om van klasse te wisselen, als je maar hard genoeg werkt
D
De mogelijkheid om van stand te wisselen, als je maar hard genoeg werkt

Slide 6 - Quiz


Welke groep verdedigt de tekenaar? 
A
Kapitalist
B
Proletariër
C
Fabriekseigenaar

Slide 7 - Quiz

Kapitalisten/ Proletariërs
Leg eens uit?

Slide 8 - Carte mentale

Sociale kwestie?
Wat is dat?

Slide 9 - Carte mentale

Oplossingen
19e eeuw opkomst van politieke stromingen

Zochten naar oplossingen voor de sociale kwestie 

Politieke stroming:  een idee hoe de samenleving eruit zou moeten zien

Politieke partij: vertaalt de ideeën naar de praktijk

Slide 10 - Diapositive

Economisch Liberalisme
Adam Smith
Economie net als natuur door wetten geordend:
- Wet van eigenbelang
- Wet van vraag en aanbod\

Om de Economie goed te laten verlopen, moet de overheid zich zo min mogelijk bemoeien met de economie.  --> Economisch Liberalisme

Kleine overheid, veel vrijheid voor ondernemers
Aanhang vooral onder kapitalisten, bracht hen veel voordelen

Geen wetten die de arbeiders beschermden

Slide 11 - Diapositive

Welke twee wetten bedacht de econoom Adam Smith over de economie?

Slide 12 - Question ouverte

Veel fabrikanten waren voor het economisch liberalisme. Waarom?

A
De overheid maakte zo weinig mogelijk wetten en gaf de ondernemers vrijheid. Dat stond de fabrikanten wel aan
B
De overheid maakte alleen wetten die in het voordeel waren van de ondernemers. Dat sprak de fabrikanten wel aan.
C
De overheid maakte alleen wetten om de arbeiders te beschermen, dat vonden de fabrikanten ook belangrijk
D
De overheid maakte wetten die zowel voor de arbeiders als de ondernemers voordelig waren. Dat was ook in het voordeel van de fabrikanten.

Slide 13 - Quiz

Communisme
Grondlegger: Karl Marx

Wilde samenleving drastisch veranderen om de positie van arbeiders te verbeteren

Slide 14 - Diapositive

Ideeën Marx
  • Marx zag een strijd tussen de twee klassen: Kapitalisten (hadden de productiemiddelen) en Proletariërs
  • Kapitalisten waren uit op winst en wilden de proletariërs onder druk zetten
  • Strijd zou uitlopen op een revolutie van de arbeiders
  • Doel van de revolutie: Het bereiken van een heilstaat (Een klassenloze maatschappij waarbij de productiemiddelen gemeenschappelijk bezit zijn) 

Slide 15 - Diapositive

Zet in juiste volgorde
Kapitalisten hebben productiemiddelen in bezit en zetten proletariërs onder druk 
Klassenloze samenleving: alles is gemeenschappelijk bezit 
Er onstaat een strijd die uitloopt op een revolutie
Revolutie wordt gewonnen door arbeiders
Spanning tussen kapitalisten en proletariërs

Slide 16 - Question de remorquage

Socialisme
  • Overeenkomst met Communisme: lot van arbeiders moest verbeterd worden
  • Doel was verschillend. Geen revolutie, maar via sociale wetten die overheid moet maken
  • Strijd voor algemeen kiesrecht. Als arbeiders kiesrecht kregen, zouden ze door hun stemmen meerderheid in het parlement krijgen en konden sociale wetten gemaakt worden. 
  • Staan voor een grote overheid (veel overheidsbemoeienis). Veel aanhang onder arbeiders

Slide 17 - Diapositive

Welke politieke stroming past het beste bij de boodschap van de tekenaar?

Slide 18 - Question ouverte

Confessionelen
  • Twee groepen: Protestanten en Rooms-Katholieken.
  • Beide gelovig, daarom confessioneel (baseert op geloof)
  • 1879: ARP --> eerste politieke partij. Leider Abraham Kuyper
  • Overheid moet wel iets doen aan problemen van arbeiders, maar minder overheidsinvloed dan socialisten
  • Legden verantwoordelijkheid bij burgers neer. Fabrikanten zelf problemen oplossen

Slide 19 - Diapositive

Communisme
Socialisme 
Confessionelen
Deze stroming streed voor algemeen kiesrecht zodat er een meerderheid was in het parlement voor het aannemen van sociale wetten
Deze stroming vond dat de overheid wel iets moest doen aan het lot van de arbeiders, maar ook de fabrikanten moesten wat doen
Deze stroming had hetzelfde doel als een andere stroming, maar had in Nederland meer aanhangers
Volgens deze stroming was winst maken diefstal van het loon van de arbeiders
Deze stroming kon zijn ideeën als eerste in Rusland in de praktijk brengen 

Slide 20 - Question de remorquage

Slide 21 - Vidéo

Lesdoelen
Je weet waarom kinderarbeid steeds meer aandacht kreeg

Je kunt het belang uitleggen van het kinderwetje 

Je weet wanneer het kinderwetje werd ingevoerd.

Slide 22 - Diapositive

Kinderarbeid
1841: Commissie deed onderzoek naar kinderarbeid. Met uitkomsten werd niks gedaan. 

Belang van onderwijs en opvoeding werd steeds belangrijker gezien

1874: kinderwetje van van Houten:  Kinderen tot 12 jaar mochten niet in een fabriek werken. 

Begin van sociale wetgeving. 

Slide 23 - Diapositive


In 1887 werd er een parlementaire enquête gehouden over de omstandigheden in de fabrieken. Je ziet dat Pierre Regout, eigenaar van de glasfabriek in Maastricht, wordt verhoord door de parlementaire enquête. De resultaten sloegen in als een bom.
Bekijk de video en lees de bron. Lees daarna de stellingen op de volgende slide en geef aan of ze goed of fout zijn. 

Slide 24 - Diapositive

Goed

Fout

De visie van Pierre Regout komt overeen met de twee economische wetten van Adam Smith
De omstandigheden in de fabriek van Regout zijn representatief voor zijn tijd
Dat de resultaten van de enquête insloegen als een bom laat zien dat veel mensen geen idee hadden wat er zich in de fabrieken afspeelden
Regout houdt zich aan het kinderwetje van Van Houten in 1887

Slide 25 - Question de remorquage

Zijn de zinnen goed of fout?
Goed
Fout
Het kinderwetje van Van Houten werd ingediend door een socialist.
Deze wet was de eerste overheidsbemoeienis met werknemers en ondernemers.
Deze wet was het begin van de sociale wetgeving.

Slide 26 - Question de remorquage

Wie van de onderstaande personen en groepen waren voor het zo lang mogelijk naar school gaan van kinderen tijdens de 2e helft van de 19e eeuw?
Voor
Tegen
Socialisten
Meerderheid van 2e Kamer
Fabrikanten
Liberaal Samuel van Houten

Slide 27 - Question de remorquage

Historici zijn met elkaar in gesprek over het kinderwetje van Van Houten. Welke heeft er gelijk?

Historicus 1 zegt: Best fijn hoor, dat er aandacht kwam voor kinderarbeid. Maar het kinderwetje van Van Houten heeft niet veel betekend. De overheid controleerde toch nauwelijks, en zoveel kinderen werkten er niet in fabrieken.

Historicus 2 zegt: Nou, maar toch is het kinderwetje van Van Houten wel van belang geweest. Het was de eerste sociale wet. En daarmee zette het de toon voor meerdere sociale wetten.
A
Historicus 1
B
Historicus 2
C
Historicus 1 en 2
D
Geen van beide

Slide 28 - Quiz

Maakte de Kinderwet van Van Houten een einde aan de massale schoolverlating? Leg je antwoord uit

Slide 29 - Question ouverte

Is het terecht dat historici Van Houtens wet altijd het 'Kinderwetje' (let op verkleingwoord!) noemen? Waarom wel /niet?

Slide 30 - Question ouverte

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 31 - Question ouverte

Noem 3 dingen die je in deze les hebt geleerd:

Slide 32 - Question ouverte

Einde les

Slide 33 - Diapositive