Chapitre 7 herhalingen

le programme d'aujourd'hui

1 . Passé composé en het delend lidwoord herhalen
2. Nakijken en oefenen met schrijfvaardigheid ch.7
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

le programme d'aujourd'hui

1 . Passé composé en het delend lidwoord herhalen
2. Nakijken en oefenen met schrijfvaardigheid ch.7

Slide 1 - Diapositive

Passé composé met avoir en être

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Zet de ww in de passé composé:
1. Michelle ( arriver) ___ ____ tard!
2.Féline et Nora ( aller ) __ ___ au cinéma.
3. Nadia ( manger) __ _____ une pomme.

Slide 5 - Question ouverte

Ex. 18 b: Regarde les images et décris la semaine d'Alain. Utilise le passé composé

Slide 6 - Question ouverte

Neem het gesprek door en vervang de woorden in het rood met andere woorden.
  • A : Tu es allé au concert de MHD? 
  • B: Oui, je suis allé au concert de MHD il y a un mois.
  • A c'était comment ?
  • B: c'était génial.
  • A: qu'est- ce tu fais ce weekend?
  •  B: samedi , je vais à la fête d'Enzo.
  • A: Ah ouais! Super! Avec qui? 
  • B: Avec ma copine Sarah
  • A: Alors, on y va ensemble?                      B: Oui trop bien!
  •    




Slide 7 - Diapositive

Vormen van het delend lidwoord
1. du = voor mannelijke woorden
Je mange du chocolat.
2. de la = voor vrouwelijke woorden 
J'achète de la crêpe.
3.  de l' = bij klinker of h
Tu veux de l'eau.
4. des = meervoud
Il achète des fruits.

Slide 8 - Diapositive

- Complète les phrases avec: de la, del', de la , des , de , d'
1. Je ne mange pas ....bananes
2. Et toi, tu manges .....avocats

Slide 9 - Question ouverte

opdracht: chapitre 7
Imagine : tu es allé (e ) à la fête de la musique. Raconte à ton ami ( e) comment ça a été passé. Utilise 40 / 45 mots. Vertel aan jouw vriend /vriendin hoe de muziek feest was en vraag hem/ haar of hij zin heeft om mee te gaan ( gebruik de PC en een keer het delend lidwoord) 
- Vertel waar ben jij naar toe gegaan.
- Wanneer ben jij daar naar toe gegaan.
- Vertel hoe het was en met wie ben je daar geweest.
- Vertel welke artiesten er waren.
- Vraag wat je vriend/ vriendin deze weekend gaat doen.
- Vraag of hij/ zij mee wil naar de verjaardag van Fabien.
-

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Vertel waar je naar toe bent gegaan en wanneer let op het gebruik van de passé composé!

Slide 12 - Question ouverte

Vertel met wie je bent gegaan

Slide 13 - Question ouverte

vertel hoe het was

Slide 14 - Question ouverte

vertel welke artiesten er waren

Slide 15 - Question ouverte

Vraag wat je vriend/ vriendin deze weekend gaat doen

Slide 16 - Question ouverte

les devoirs
Oefen met slim stampen 
Maak je opdrachten af

Slide 17 - Diapositive