Les 3 - Wind deel 2

Hoofdstuk 3: Lucht
Paragraaf 3: Wind
Lees 4.3 (blz 106 t/m 108)
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3: Lucht
Paragraaf 3: Wind
Lees 4.3 (blz 106 t/m 108)

Slide 1 - Diapositive

Lesprogramma
  1. Welkom
  2. Herhaling H4.3 deel 1
  3. Uitleg H4.3 Lucht isolatie
  4. Zelfstandig werken (10 min)
  5. Afsluiting (5 min)   

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  1. Je weet wat een hoge- en een lagedrukgebied zijn en of de luchtdruk erbinnen hoger of lager is dan erbuiten.
  2. Je kunt uitleggen wat de windrichting, windsnelheid en windkracht zijn.
  3. Je kunt uitleggen hoe wind ontstaat.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Hoge druk en lage druk
  • Als de luchtdruk in een gebied hoger is dan zijn omgeving spreken we van een hogedrukgebied. 
  • Als de luchtdruk in een gebied lager is dan zijn omgeving spreken we van een lagedrukgebied.
 
Hogedrukgebied> zonnig en rustig weer 
Lagedrukgebied> veel wind en neerslag 

Slide 5 - Diapositive

Windrichting
  • Door drukverschillen in de atmosfeer ontstaan drukverschillen.
  • Wind wil van zicht verplaatsen van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

In figuur 7 is een weerkaartje afgebeeld.
a- Waar in Europa is op dit moment een hogedrukgebied?
A
• In het noorden van Europa
B
• In het oosten van Europa
C
• In het zuiden van Europa
D
• In het westen van Europa

Slide 8 - Quiz

In figuur 7 is een weerkaartje afgebeeld.
b Hoe is het weer in dat gebied?

Slide 9 - Question ouverte

In figuur 7 is een weerkaartje afgebeeld.
c Waar in Europa is op dit moment een lagedrukgebied?






f Is dat een hoge, een lage of een gemiddelde waarde?




A
• In het noorden van Europa
B
• In het oosten van Europa
C
• In het zuiden van Europa
D
• In het westen van Europa

Slide 10 - Quiz

In figuur 7 is een weerkaartje afgebeeld.
d Hoe is het weer in dat gebied?


Slide 11 - Question ouverte

In figuur 7 is een weerkaartje afgebeeld.
e Hoe hoog is de luchtdruk in Nederland?


Slide 12 - Question ouverte

In figuur 7 is een weerkaartje afgebeeld.
f Is dat een hoge, een lage of een gemiddelde waarde?




A
• Dat is een hoge waarde.
B
• Dat is een lage waarde.
C
• Dat is een gemiddelde waarde.

Slide 13 - Quiz

In figuur 8 zie je een satellietfoto van een lagedrukgebied.
a Waaraan kun je zien dat dit een foto is van een lagedrukgebied? Noteer twee dingen.



Slide 14 - Question ouverte

In figuur 8 zie je een satellietfoto van een lagedrukgebied.
b/ Waar bevindt het lagedrukgebied zich: op het noordelijk of op het zuidelijk halfrond? Waaruit maak je dat op?



Slide 15 - Question ouverte

In figuur 8 zie je een satellietfoto van een lagedrukgebied.
c/ Schets hoe de wind rond het centrum van het lagedrukgebied draait. Geef dit centrum aan met een hoofdletter L.



Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

In figuur 8 zie je een satellietfoto van een lagedrukgebied.
Op een weerkaartje dat op dezelfde dag gemaakt is, liggen de isobaren rond het lagedrukgebied vlak bij elkaar.
d/ Wat kun je daaruit concluderen over de wind?




Slide 18 - Question ouverte

Lesdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom wind een afkoelend effect heeft.
  • Je kunt uitleggen waarom lucht een warmte-isolator is.
  • Je kunt beschrijven wat het verschil is tussen de echte temperatuur en de gevoelstemperatuur en uitleggen waarom deze verschillend kunnen zijn. (plusstof) 

Slide 19 - Diapositive

Waarom is het kouder als het waait?

Slide 20 - Diapositive

  • Lucht rondom je lichaam werkt isolerend. 
  • Wind kan ervoor zorgen dat de isolerende lucht rondom je lichaam weg wordt geblazen. 

Slide 21 - Diapositive

Isoleren met lucht

Slide 22 - Diapositive

Zelfstandig werken
  • Wat: lees paragraaf 4.1 op blz. 108 t/m 109 en maak opgaven 28 t/m 31 blz. 111. 
  • Hoe: helemaal stil!
  • Hulp: Docent.
  • Tijd: 10minuten lang
  • Huiswerk: opdrachten 26 t/m 33 van H 4.3 blz. 110 t/m 112.
  • Klaar?: Lees H4.4 Wolken en neerslag. 
timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

Sanne draagt op een koele windstille zomeravond een dikke trui.
a/ Leg uit hoe de trui Sanne warm houdt

Slide 24 - Question ouverte

Sanne draagt op een koele windstille zomeravond een dikke trui.
b/ Als ze haar trui uitdoet, vindt ze het opeens erg fris. Geef hiervoor een verklaring.

Slide 25 - Question ouverte

Sanne draagt op een koele windstille zomeravond een dikke trui.
c/ Als er een briesje opsteekt, dan krijgt Sanne het nog kouder. Geef hiervoor een verklaring.

Slide 26 - Question ouverte

Hieronder staan drie uitspraken over de wind:
1 Er waait een matige wind.
2 Het is windkracht 4.
3 De gemiddelde windsnelheid is 25 km/h.
a/ Welke uitspraak geeft de windsnelheid het meest precies aan? Licht je antwoord toe.

Slide 27 - Question ouverte

Hieronder staan drie uitspraken over de wind:
1 Er waait een matige wind.
2 Het is windkracht 4.
3 De gemiddelde windsnelheid is 25 km/h.
b/ Welke uitspraak geeft de windsnelheid het minst precies aan? Licht je antwoord toe.

Slide 28 - Question ouverte

Petra zegt: “Elke stap op de Beaufortschaal komt overeen met ongeveer 10 km/h windsnelheid erbij.”
c/ Voor welk deel van de schaal gaat deze bewering redelijk op? En voor welk deel niet?

Slide 29 - Question ouverte

Veel dieren kunnen rond hun lichaam een laag stilstaande lucht vasthouden (figuur 9).
b/ Welk voordeel heeft de spreeuw van die laag stilstaande lucht?

Slide 30 - Question ouverte

Veel dieren kunnen rond hun lichaam een laag stilstaande lucht vasthouden (figuur 9).
a/ Hoe maakt de spreeuw de laag stilstaande lucht rond zijn lichaam
zo dik mogelijk?

Slide 31 - Question ouverte

Lesdoelen
  1. Je weet wat een hoge- en een lagedrukgebied zijn en of de luchtdruk erbinnen hoger of lager is dan erbuiten.
  2. Je kunt uitleggen wat de windrichting, windsnelheid en windkracht zijn.
  3. Je kunt uitleggen hoe wind ontstaat.
  4. Je kunt uitleggen waarom wind een afkoelend effect heeft.
  5. Je kunt uitleggen waarom lucht een warmte-isolator is.
  6. Je kunt beschrijven wat het verschil is tussen de echte temperatuur en de gevoelstemperatuur en uitleggen waarom deze verschillend kunnen zijn. (plusstof) 

Slide 32 - Diapositive

Zf
Maak de opgaven 23 t/m 31

Slide 33 - Diapositive

Links
https://schooltv.nl/video/luchtstromen-op-aarde-van-hoge-naar-lagedrukgebied/#q=wind

https://schooltv.nl/video/zeestromen-en-wind-ze-beinvloeden-de-temperatuur/#q=wind

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive