Week 15 1vh les 1 grammatica woordsoorten

Grammatica woordsoorten 
Nederlands



1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten 
Nederlands



Slide 1 - Diapositive

Grammatica woordsoorten
Je kijkt naar elk woord apart.
ik 
heb
gisteren
een 
chocoladereep
gegeten 

Slide 2 - Diapositive

Grammatica woordsoorten
werkwoorden: zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden
lidwoorden
voorzetsels
persoonlijk voornaamwoorden

Slide 3 - Diapositive

werkwoorden
Een werkwoord kan in verschillende vormen in je zin terugkomen:

brengen > infinitief (hele werkwoord)
bracht > verleden tijd (of in een andere tijd)
gebracht > voltooid deelwoord

Slide 4 - Diapositive

lidwoorden
de, het, een

Let op: 'een' en niet 'één'
'het' van 'het huis' is wel een lidwoord, 'het' van 'het regent' niet

Slide 5 - Diapositive

zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord gebruik je voor:

mensen en eigennamen (man, Jan)
dieren (olifant, muizen)
dingen (tafel, regenpijp)

Slide 6 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoorden
Deze zeggen iets over een zelfstandig naamwoord.

De nieuwe Netflix-serie. 
znw (zelfstandig naamwoord): Netflix-serie
bnw (bijvoeglijk naamwoord): nieuwe

Het bnw kan voor een znw staan, maar ook erna. 

Slide 7 - Diapositive

Voorzetsels 
Waarin, waardoor, waarmee, waaronder?

... de kast 

Maar ook richtingen, 'met' en 'na'

Slide 8 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon of een groep mensen zonder een naam te noemen. 

Slide 9 - Diapositive

Ontleed onderstaande zin en benoem de werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels.


Heb jij mijn bruine vest op je kamer zien liggen?

Slide 10 - Question ouverte

Maak zelf een zin in deze volgorde:

ww - pers. vnw. - lw - znw - vz - pers. vnw. - ww ?

Slide 11 - Question ouverte

Twee soorten werkwoorden
Zelfstandig werkwoord: altijd één!

Andere werkwoorden? De rest is een hulpwerkwoord!

Welk werkwoord is het belangrijkste?

Slide 12 - Diapositive

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Mijn hond eet alleen brokjes.

Mijn hond heeft alleen brokjes gegeten.

Mijn hond heeft alleen brokjes gegeten en niets gedronken. 

Slide 13 - Diapositive

Hoeveel zelfstandig werkwoorden kan een zin hebben?
A
0
B
1
C
2
D
maakt niet uit

Slide 14 - Quiz

Hoeveel hulpwerkwoorden kan een zin hebben?
A
0
B
1
C
2
D
maakt niet uit

Slide 15 - Quiz

Benoem de werkwoorden in onderstaande zin. Zijn het hulpwerkwoorden of zelfstandig werkwoorden?

Heb jij mijn bruine vest op je kamer zien liggen?

Slide 16 - Question ouverte

Benoem alle woordsoorten in onderstaande zin (werkwoorden >hulp of zelfstandig, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, voorzetsels, persoonlijk voornaamwoord).

Waarom kom je vandaag geen lekkere pannenkoeken bij ons eten?

Slide 17 - Question ouverte

Oefenen!
Maak van SOM > Leermiddelen > Op Niveau > 
blok 5 > grammatica > opdracht 13 en 14

Slide 18 - Diapositive