H4.8 grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

H4 grammatica

Leerdoelen

• Persoonlijke voornaamwoorden herkennen en benoemen 
• Bezittelijke voornaamwoorden herkennen en benoemen
• Voegwoorden herkennen en benoemen

Ken je nog meer woorden zoals 'ik' en 'wij'? Noteer ze hier!

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort bij 'ik' en bij 'hij'?

Oefenen met psv en bzv

a Vlak voor het onderbouwfeest showden ze hun outfit aan hun 

klasgenoten.

b In de garderobe leende Gwen haar vriendin haar fuchsiarode 

lipstick.

Benoem alle woordsoorten

a Een  deel  van  de  klas  kwam  uit  het  nabijgelegen  dorp  

naar  de  stad.

b Deze  leerlingen  gingen  op  de  fiets  naar  hun  school.

Voegwoord (zie 4.7)

Een voegwoord verbindt twee zinsdelen of twee zinnen met elkaar:

Hebben jullie een kat en een hond? (twee zinsdelen)

Voor wiskunde heb ik veel huiswerk, // maar voor Engels heb ik niets. (hoofdzin + hoofdzin)

Ik ga meteen beginnen, // omdat ik veel huiswerk heb. (hoofdzin + bijzin)

 

Voegwoord

Nevenschikkende voegwoorden:

EN, MAAR, WANT, OF, DUS

Onderschikkende voegwoorden:

DAT, OMDAT, ZODAT, OF,...