Les 40

Huiswerkbespreking
Samentrekking
Opdrachten 2, 3 en 4 (blz. 63)
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Huiswerkbespreking
Samentrekking
Opdrachten 2, 3 en 4 (blz. 63)

Slide 1 - Diapositive

Opdracht 2 (blz. 63)
Maak zelf samentrekkingen.

Slide 2 - Diapositive

1. Ela geeft in het sportcentrum streetdance- en steplessen. 

Slide 3 - Diapositive

2. Bij die zaak kun je trouwjurken, -pakken en -accessoires kopen. 

Slide 4 - Diapositive

3. Mijn moeder haalt op zaterdag altijd verse krentenbollen en croissants.

Slide 5 - Diapositive

4. In die galerie zie je dure en betaalbare kunstwerken.

Slide 6 - Diapositive

5. Deze regels gelden voor zowel hoogopgeleide als laagopgeleide werknemers.

Slide 7 - Diapositive

6. Mijn tante Julia houdt erg van reizen, maar durft niet te vliegen.

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 3 (blz. 63)
1. Noteer welke woorddelen of woorden zijn weggelaten.

2. Geef aan om welke type samentrekking het gaat:
- woordniveau, woordgroepsniveau of zinsniveau
- voorwaartse of achterwaartse samentrekking

Slide 9 - Diapositive

a. In de bibliotheek kun je spannende boeken en films lenen.

Slide 10 - Diapositive

b. Mijn zus verft haar haar altijd kastanje- of chocoladebruin.

Slide 11 - Diapositive

c. Zijn er alleen Italiaanse hapjes of ook Spaanse?

Slide 12 - Diapositive

d. Van de 16e tot de 20e eeuw was het Britse Rijk groter dan ooit.

Slide 13 - Diapositive

e. Hij is specialist in het bakken van banketletters en -staven.

Slide 14 - Diapositive

f. Lotte is heel grappig en past eigenlijk helemaal niet bij die saaie Martijn.

Slide 15 - Diapositive

Opdracht 4 (blz. 63)
In de volgende zinnen is er sprake van meer dan één samentrekking.

Noteer de woorden die zijn weggelaten, om welk niveau het gaat, en of er sprake is van voorwaartse of achterwaartse samentrekking.

Slide 16 - Diapositive

1. De eerste trein reed van Amsterdam naar Haarlem en bestond uit coupés in de eerste, tweede en derde klassen.

Slide 17 - Diapositive

2. De rode baan van de Nederlandse vlag staat voor ´het volk´, de witte voor ´de adel´ en de blauwe voor ´de kerk´.

Slide 18 - Diapositive

3. In Artis wonen roodwang- en woudschildpadden en er zijn wel Aziatische olifanten, maar geen Afrikaanse.

Slide 19 - Diapositive

4. Jos verzamelt oude filmaffiches uit Frankrijk en verkoopt recente uit de VS.

Slide 20 - Diapositive

Beantwoord de volgende vragen.
Theorie samentrekking

Slide 21 - Diapositive

Er zijn lieve en stoute kinderen.
A
Voorwaartse samentrekking
B
Achterwaartse samentrekking

Slide 22 - Quiz

Heb jij een antieke lamp en een moderne?
A
Voorwaartse samentrekking
B
Achterwaartse samentrekking

Slide 23 - Quiz

Kom je met de trein, de auto of met de bus?
A
Voorwaartse samentrekking
B
Achterwaartse samentrekking

Slide 24 - Quiz

Iedereen moet zich in het binnen- en buitenland kunnen identificeren.
A
Voorwaartse samentrekking
B
Achterwaartse samentrekking

Slide 25 - Quiz

Bedenk een zin met een voorwaartse samentrekking.

Slide 26 - Question ouverte

Bedenk een zin met een achterwaartse samentrekking.

Slide 27 - Question ouverte

Op de zon- en feestdagen zijn we gesloten.
A
Woordniveau
B
Woordgroepsniveau
C
Zinsniveau

Slide 28 - Quiz

Iris voetbalt op zaterdag en Jan op zondag.
A
Woordniveau
B
Woordgroepsniveau
C
Zinsniveau

Slide 29 - Quiz

De carnavalsfeesten en -optochten zullen dit jaar helaas niet doorgaan.
A
Woordniveau
B
Woordgroepsniveau
C
Zinsniveau

Slide 30 - Quiz

Gisteren kocht ik dure armbanden en ringen
A
Woordniveau
B
Woordgroepsniveau
C
Zinsniveau

Slide 31 - Quiz

Jeroen is heel grappig en past eigenlijk helemaal niet bij Sanne.
A
Woordniveau
B
Woordgroepsniveau
C
Zinsniveau

Slide 32 - Quiz

De kleine en grote appartementen zijn allebei verkocht.
A
Woordniveau
B
Woordgroepsniveau
C
Zinsniveau

Slide 33 - Quiz

Bedenk een zin met een samentrekking op woordniveau.

Slide 34 - Question ouverte

Bedenk een zin met een samentrekking op woordgroepsniveau.

Slide 35 - Question ouverte

Bedenk een zin met een samentrekking op zinsniveau

Slide 36 - Question ouverte