2.2-Cellen deel 1

H2: Cel en leven
Voorkennisvragen
Pak je schrift en beantwoord de volgende vragen:
1. Hoe noem je een cel die nog iedere type cel kan worden?
2. Hoe noemen we het proces waarbij een cel zich specialiseert in een bepaalde functie?
3. Men kan Diabetes type 1 behandelen door iemand insuline te geven. Op welk organisatieniveau grijpt men dan in?
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H2: Cel en leven
Voorkennisvragen
Pak je schrift en beantwoord de volgende vragen:
1. Hoe noem je een cel die nog iedere type cel kan worden?
2. Hoe noemen we het proces waarbij een cel zich specialiseert in een bepaalde functie?
3. Men kan Diabetes type 1 behandelen door iemand insuline te geven. Op welk organisatieniveau grijpt men dan in?

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Vragen?
  • Uitleg 2.2 Cellen (deel 1) 
                    Organellen 

Slide 2 - Diapositive

Doel en begrippen 2.2
Je leert hoe cellen zijn opgebouwd en hoe de celonderdelen werken

prokaryoot, eukaryoot, vacuole, chloroplasten, chromoplasten, amyloplasten, plastiden, celkern, kernlichaampje, kernporie, chromosoom, celwand, celmembraan, cytoplasma, grondplasma, celskelet, centriolen, mitochondrie, (ruw) endoplasmatisch reticulum, golgi-systeem, ribosoom, flagellen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Vier rijken - celkenmerken

Slide 5 - Diapositive

Vier rijken - celkenmerken
Autotroof: maakt eigen voedingsstoffen
Heterotroof: voedingsstoffen uit andere organismen

Slide 6 - Diapositive

Vier rijken - celkenmerken
Prokaryoot: zonder celkern
Eukaryoot: met celkern

Slide 7 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
celmembraan:
Structuur: 
begrenzing van de cel

Functie: Regelt wat de cel in- en uit gaat

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
grondplasma:
waterige inhoud van de cel.

cytoplasma: inhoud van de cel inclusief  organellen

Slide 11 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
Celkern:
bevat het erfelijk materiaal (DNA) in de vorm van chromosomen 

Slide 12 - Diapositive

  • Kernmembraan
  • Kernplasma
  • Kernporiën
  • Chromosomen
  • Kernlichaam

Slide 13 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
kernlichaampje:
bevat het materiaal wat nodig is om ribosomen te maken
kernmembraan: omgeeft de kern, bevat kernporiën

Slide 14 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
ribosoom:
bestaat uit RNA en eiwitten, zijn betrokken bij het maken van nieuwe eiwitten (par4)

Slide 15 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
mitochondrium:
energiecentrale van de cel: hier wordt glucose afgebroken mbv O2, dit levert energie op (in de vorm van ATP) en CO2
C6H12O6 + O2 -> CO2 + H2O

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
Endoplasmatisch reticulum:
transportstelsel van membranen 
ruw: ribosomen aan de buitenkant
glad: geen ribosomen aan de buitenkant 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
Golgisysteem:
transportstelsel dat eiwitten bewerkt en blaasjes afsnoert zoals lysosomen/ transportblaasjes (par4)

Slide 20 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
lysosoom:
blaasje omgeven door een membraan waar enzymen in zitten (eiwitten die dingen kunnen afbreken zoals organellen)

Slide 21 - Diapositive

  • Golgi-systeem ontvangt eiwitten van E.R., bewerkt ze en stuurt ze door (in of uit de cel)
  • verpakt stoffen in blaasjes (lysosomen=insnoeringen van eigen membraan)
  • bevat allerlei soorten enzymen (voor elke reactie een ander enzym)

Slide 22 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
transportblaasje:
blaasje met verpakte eiwitten

Slide 23 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
centrosoom:
bestaat uit twee centriolen. Speelt een rol bij de celdeling, oriënteren en scheiden van het erfelijk materiaal (par5). 

Slide 24 - Diapositive

Dierencellen (heterotroof/ eukaryoot)
celskelet:
geeft stevigheid aan de cel en richting aan transportprocessen.

Slide 25 - Diapositive

Bekijk BINAS 79C
Welke ontbreekt?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Plantencellen (autotroof/ eukaryoot)
Celwand: extracellulaire laag, gemaakt van cellulose of lignine (houtstof).
Geeft de plantencel vorm en stevigheid.

Slide 28 - Diapositive

Plantencellen (autotroof/ eukaryoot)

Slide 29 - Diapositive

Plantencellen (autotroof/ eukaryoot)
(centrale) vacuole:
grote blaas met water en opgeloste stoffen (soms kleurstoffen, bijv paars)

Slide 30 - Diapositive

Plantencellen (autotroof/ eukaryoot)
bladgroenkorrels/ chloroplasten: hier vindt fotosynthese plaats (aanmaak van glucose met water en CO2).
Groene plastide.

Slide 31 - Diapositive

Plantencellen (autotroof/ eukaryoot)
andere plastiden: amyloplasten: opslag zetmeel
chromoplasten: kleurstofkorrels (geel - rood)

Slide 32 - Diapositive

Plantencellen (autotroof/ eukaryoot)
Plastiden kunnen in het leven van een plant veranderen van de een naar de ander


Van chloroplast naar chromoplast

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

Wat doet het DNA?

Slide 36 - Question ouverte

Wat is de taak van ribosomen?

Slide 37 - Question ouverte

Waar kun je ribosomen vinden in de cel?

Slide 38 - Question ouverte

Wat gebeurd er met eiwitten in het ER?

Slide 39 - Question ouverte

Hoe worden eiwitten verplaatst van het ER naar het golgisysteem?

Slide 40 - Question ouverte

Wat doet het golgisysteem met de eiwitten die afkomen van het ER?

Slide 41 - Question ouverte

Wat is de taak van het mitochondrium?

Slide 42 - Question ouverte

Waarom hebben spiercellen veel mitochondriën?

Slide 43 - Question ouverte

Wat gebeurd er in de chloroplasten?

Slide 44 - Question ouverte

Doel en begrippen 2.2
Je hebt geleerd hoe cellen zijn opgebouwd en hoe de celonderdelen werken

prokaryoot, eukaryoot, vacuole, chloroplasten, chromoplasten, amyloplasten, plastiden, celkern, kernlichaampje, kernporie, chromosoom, celwand, celmembraan, cytoplasma, grondplasma, celskelet, centriolen, mitochondrie, (ruw) endoplasmatisch reticulum, golgi-systeem, ribosoom, flagellen

Slide 45 - Diapositive

Aan de slag met de leerdoelen

Slide 46 - Diapositive