bk/kgt- unit 5 South Africa L5 present perfect

2 unit 5 - South Africa
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2 unit 5 - South Africa

Slide 1 - Diapositive

previous lesson 4- reading
vocabulary DIY 
bijwoord < > bijv. naamwoord

Slide 2 - Diapositive

today: present perfect
* present = tt (dus tegenwoordige tijd)
* perfect = voltooide tijd

dus: voltooid tegenwoordige tijd. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

present perfect
* dus start in verleden en nu nog effect
* juiste vorm van to have (shit-rule)
* voltooid deelwoord = verb 3 (past participle)

Slide 5 - Diapositive

recap
Hoe zat het ook alweer met de bijvoeglijke naamwoorden en de bijwoorden????

Slide 6 - Diapositive

The girl walked .... fast.
A
real
B
really

Slide 7 - Quiz

I am a ... driver.
A
careful
B
carefully

Slide 8 - Quiz

My mum sings .... false!
A
incredible
B
incredibly

Slide 9 - Quiz

That's an ...dangerous snake.
A
tremendous
B
tremendously

Slide 10 - Quiz

That fence was ... built.
A
weak
B
weakly

Slide 11 - Quiz

We loved our old dog.
Old =
A
bijwoord
B
bijv. naamwoord

Slide 12 - Quiz

That room is tastefully decorated.
tastefully =
A
bijwoord
B
bijv. naamwoord

Slide 13 - Quiz

She secretly told him the answers.
secretly =
A
bijv. naamwoord
B
bijwoord

Slide 14 - Quiz

The tall burglar was caught very quickly.
quickly =
A
bijv. naamwoord
B
bijwoord

Slide 15 - Quiz

The tall burglar was caught very quickly.
tall =
A
bijv. naamwoord
B
bijwoord

Slide 16 - Quiz

The tall burglar was caught very quickly.
very =
A
bijv. naamwoord
B
bijwoord

Slide 17 - Quiz

And now: start working on your own
BK - L5 p188 ex 6+7+8+9+10
opdr 11 op apart blad en inleveren!
KGT - L5 p196 ex 6+7+8+9
opdr 10 op een apart blad, uitgebreid schrijven en inleveren!
Thijmen: unit 5 eerst opdrachten afmaken van L2, L3 en L4

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

bijwoord < > bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)
zegt het iets over een mens, dier, ding = bijvoeglijk naamwoord
a girl        - a nice girl
a kitten  - a soft kitten
a car       - a fast car

(girl/ kitten/ car zijn nl zelfst. nw en het woord ervoor zegt er wat extra's over)

Slide 20 - Diapositive

bijwoord < > bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)
zegt het iets over een werkwoord (verb) dan is het een bijwoord
(adverb - it adds to the verb..)
- The girl sings nicely. 
- The kitten purs softly 
- The man drove carefully.

Slide 21 - Diapositive

bijwoord

* zegt iets over hoe
* zegt iets over het werkwoord
* zegt iets over een ander bijv. nw  

maak je door: 
- woord+ly
bijv. nw

* zegt iets over mens, dier of ding
* dus zegt iets over een zelfstandig naamwoord (waar je de/ het/ een voor kunt zetten)

Slide 22 - Diapositive

Are you sure?? Homework done??

Slide 23 - Diapositive