Oefentoets H3 Economie

Oefentoets economie H3
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets economie H3

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Leg uit wat produceren betekent.

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

Welke drie soorten bedrijven zijn er?

Slide 5 - Question ouverte

Waar staat de afkorting btw voor?

Slide 6 - Question ouverte

Wie betaalt de btw als je een iPhone in de winkel koopt?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Welke drie productiefactoren bestaan er?

Slide 9 - Question ouverte

Geef bij elke productiefactor een voorbeeld.

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Leg uit wat mechanisatie is.

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Wat is het verschil tussen kapitaalintensief en arbeidsintensief?

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Er zijn 3.000 blikjes cola verkocht. De verkoopprijs is 2,00. Wat is de omzet?

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

De omzet is 6000 euro. De inkoopprijs per blikje is 60 cent. Er zijn 3000 blikjes verkocht. Wat is de brutowinst?

Slide 20 - Question ouverte

Jan had 400 kerstbomen ingekocht voor 3500 euro. Hij heeft ze allemaal verkocht voor 25 euro. Bereken de omzet en brutowinst

Slide 21 - Question ouverte

Mediamarkt heeft 200 Iphones ingekocht voor 499 euro per stuk. Ze verkochten deze allemaal voor 899 euro per stuk. Bereken de omzet en brutowinst.

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Diapositive

Noem twee soorten bedrijfskosten.

Slide 24 - Question ouverte

Op de sportdag verkoopt de school 820 flesjes cola voor 1,00 per stuk en 642 flesjes water voor 0,50 per stuk. Bereken de totale omzet.

Slide 25 - Question ouverte

Behalve loonkosten zijn er nog andere bedrijfskosten. Wat zijn geen bedrijfskosten?
A
het elektriciteitsverbruik van een automaat
B
de huur van het pand
C
inkoop van hamburgers
D
salaris van de werknemers

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Oom Sam rekent dit weekend op een omzet van patat van € 825,-.
De verkoopprijs van een zakje patat à 250 gram is € 2,20 (exclusief btw).
Bereken hoeveel afzet van zakjes patat (dus het aantal) oom Sam dit weekend verwacht. Schrijf je berekening op.

Slide 28 - Question ouverte

De omzet is 10.000 euro. De inkoopprijs per blikje is 30 cent. Er zijn 5000 blikjes verkocht. Wat is de brutowinst?

Slide 29 - Question ouverte

Noem twee soorten bedrijfskosten.

Slide 30 - Question ouverte

De bedrijfskosten zijn 6000 euro. De brutowinst was 4200 euro. Wat is de nettowinst of verlies?

Slide 31 - Question ouverte

De bedrijfskosten zijn 3000 euro. De brutowinst was 4200 euro. Wat is de nettowinst?

Slide 32 - Question ouverte

0

Slide 33 - Vidéo

Leg uit hoe klimaatverandering ontstaat. Gebruik hierin het woord "ozon".

Slide 34 - Question ouverte

Slide 35 - Diapositive

Wat is duurzaam produceren?

Slide 36 - Question ouverte

Waarom zijn sommige boeren boos op de overheid?

Slide 37 - Question ouverte

Succes met leren van de toets
H3
3.1 tm 3.4

Slide 38 - Diapositive