spelling 2.8

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



Slide 1 - Diapositive

In deze paragraaf herhaal je:
• hoe je de verleden tijd van een werkwoord goed spelt.
In deze paragraaf leer je:
• hoe je het meervoud schrijft van woorden op -ie en -ee;
• 10 dicteewoorden.

Slide 2 - Diapositive

Er zijn sterke en zwakke werkwoorden.

Bij een sterk werkwoord verandert de klank als je de pv in de verleden tijd zet. Je schrijft de verleden tijd zoals je hem hoort.
• De orkaan komt aan land boven Florida.
• De orkaan kwam aan land boven Florida.

Slide 3 - Diapositive

Twijfel je tussen een -d of een -t? Dan maak je het woord langer.
• De orkaan heeft een enorme kracht.
• De orkaan had een enorme kracht.
• De orkanen hadden een enorme kracht.

Slide 4 - Diapositive

Bij een zwak werkwoord verandert de klank niet als je de pv. in de verleden tijd zet. Je schrijft -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm.
• Ik woon in Florida.
• Ik woonde in Florida.
• Mijn vrienden praten over het gevaar.
• Mijn vrienden praatten over het gevaar.

Slide 5 - Diapositive

Eindigt de ik-vorm al op -t of -d? Dan komt daar óók -te(n) of -de(n) achter.
• Ik vluchtte de kelder in.
• De orkaan verwoestte tientallen huizen.
• Vijf huizen brandden door kortsluiting af.

Slide 6 - Diapositive

Sommige zelfstandige naamwoorden eindigen op -ie of -ee. Voor het meervoud gebruik je dan een trema: dat zijn twee puntjes op een letter. Het trema is nodig voor de juiste uitspraak.

Slide 7 - Diapositive

meervoud op -iën
Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt.
olie – oliën
bacterie – bacteriën



meervoud op -ieën

Als de klemtoon op de laatste lettergreep valt.

therapie – therapieën
calorie – calorieën


Slide 8 - Diapositive

meervoud op -eën
Als een woord in het enkelvoud op -ee eindigt.
zee – zeeën
idee – ideeën

Slide 9 - Diapositive

Schrijf op:
meervoud drie..

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf op:
fotokopie

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf op:
meervoud: kolonie

Slide 12 - Question ouverte

Schrijf op:
meervoud van slee

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf op
meervoud van bacterie

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf op:
meervoud moskee

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf op:
Meervoud knie

Slide 16 - Question ouverte

Huiswerk 
Als je het nog niet af hebt: paragraaf 1.8, 2.7 en 2.8 helemaal maken op Ipad!

Slide 17 - Diapositive