Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Nederlands
H6 Spelling controleren
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we deze les doen?
Start H6 Spelling
Opdrachten maken via LessonUp
Extra uitleg/vragen beantwoorden
Maken:
- Startopdracht
- Opdracht 1 t/m 8
Slide 2 - Diapositive
Spelling H6
Leerdoel van deze les:
Ik kan hulpmiddelen gebruiken om de spelling van mijn teksten te controleren.
Slide 3 - Diapositive
De startopdracht
Verbeter de volgende spelling .
Slide 4 - Diapositive
bravenis
Slide 5 - Question ouverte
groentensoep
Slide 6 - Question ouverte
onmiddelijk
Slide 7 - Question ouverte
In de volgende slides krijg je woorden te zien. Schrijf zelf de geschreven woorden/woordgroepen voluit.
Wat weet je nog?
Slide 8 - Diapositive
havo
Slide 9 - Question ouverte
KLM
Slide 10 - Question ouverte
m.b.v.
Slide 11 - Question ouverte
In de volgende slides krijg je zinnen te zien zonder hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens. Neem de zinnen over en gebruik hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens.
Wat weet je nog?
Slide 12 - Diapositive
Welke zin gebruikt de juiste interpunctie?
A
'Hallo, klas B3M,' zei de juf, 'fijn dat jullie er zijn.'
B
'Hallo klas B3M,' zei de juf: 'Fijn dat jullie er zijn.'
C
'Hallo, klas B3M.' Zei de juf: 'Fijn dat jullie er zijn.'
D
'Hallo, klas B3M zei de juf: 'fijn dat jullie er zijn.'
Slide 13 - Quiz
Welke leestekens gebruik je bij een citaat?
A
Uitroeptekens en dubbele punt
B
Dubbele punt en aanhalingstekens
Slide 14 - Quiz
Welke zin is correct geschreven, lettend op leestekens en hoofdletters.
A
Mijn trainer zei jij mag meetrainen met de selectie.
B
Mijn trainer zei: 'Jij mag meetrainen met de selectie.'
C
Mijn trainer zei: 'jij mag meetrainen met de selectie.'
D
Mijn trainer zei: 'jij mag meetrainen met de selectie'
Slide 15 - Quiz
Spelling H6 - spelling controleren
Als je een tekst geschreven hebt, moet je die altijd controleren op spelfouten.
Doe dit na het schrijven als 'laatste check'. Het is handig om hierbij gebruik te maken van (digitale) hulpmiddelen.
de spelling- en grammaticacontrole in WORD (let op werkwoorden!)
de Woordenlijst Nederlandse Taal (Het Groene Boekje of woordenlijst.org)
een (online) woordenboek
Slide 16 - Diapositive
Opdracht 1
Kies de juiste spelling. Gebruik eventueel de Woordenlijst Nederlandse Taal.
Slide 17 - Diapositive
Kies de juiste spelling.
A
hilarisch
B
hillarisch
Slide 18 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
huiveringwekkend
B
huiveringswekkend
Slide 19 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
inkjetprinter
B
inktjetprinter
Slide 20 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
kameleons
B
kameleonnen
Slide 21 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
lineaal
B
liniaal
Slide 22 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
mutaties
B
mutatie's
Slide 23 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
omkosten
B
onkosten
Slide 24 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
opticien
B
opticiën
Slide 25 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
papagaai
B
papegaai
Slide 26 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
product
B
produkt
Slide 27 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
vacuum
B
vacuüm
Slide 28 - Quiz
Kies de juiste spelling.
A
zeeärend
B
zeearend
C
zee-arend
Slide 29 - Quiz
Spelling H6 - Aan de slag!
We hebben de startopdracht en opdracht 1 nu al gemaakt.