*Deel 2 herhaling Woordenschat + Spelling vwo 2

Welkom 2vf
Vandaag: 

Herhaling spelling
Herhaling woordenschat



1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom 2vf
Vandaag: 

Herhaling spelling
Herhaling woordenschat



Slide 1 - Diapositive

Leren voor de toets
Woordenschat

Blz. 144-147:
- De betekenis van de Bijbels en mythologische uitdrukkingen van de startopdracht en opdracht 1
- De betekenis van de woorden van opdracht 3
Blz. 164-177:
- Leer de oude naamvallen van de startopdracht, opdracht 1 en 2
- Leer de betekenis van de woorden van opdracht 4
 








Slide 2 - Diapositive

Leren voor de toets
Blz. 124-125:
- Leer de theorie heel goed --> je moet de regels uit kunnen leggen
- Je krijgt een opdracht als opdracht 3 en 4, maar dan met andere woorden
Blz. 126-127:
- Leer de theorie goed
- Je krijgt een opdracht als opdracht 2 en 5, maar dan met andere zinnen en andere werkwoorden
Blz. 154-155:
- Leer de theorie goed
- Je krijgt een opdracht waarbij je de woorden die met een hoofdletter geschreven moeten worden, moet noteren
- Je krijgt een opdracht zoals opdracht 3 en 4, maar dan met andere zinnen.
Blz. 156-157:
- Leer de theorie heel goed
- Je krijgt een opdracht zoals opdracht 1 en 4, maar dan met andere zinnen en andere werkwoorden

Slide 3 - Diapositive

Spelling

Slide 4 - Diapositive

Welke bewering is waar?
A
Als een zin begint met een getal krijgt het woord dat volgt een kleine letter.
B
Je gebruikt aanhalingstekens bij het weergeven van gedachten.
C
Je gebruikt een kleine letter bij namen van bergen en rivieren.
D
Je gebruikt een kleine letter bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

Slide 5 - Quiz

Welke bewering is waar?
A
Als er een voorletter bij de achternaam staat, schrijf je het voorvoegsel met een kleine letter.
B
Je gebruikt aanhalingstekens bij het weergeven van gedachten.
C
Je gebruikt een hoofdletter bij religies en stromingen.
D
Je gebruikt een kleine letter bij namen van planeten en wetten.

Slide 6 - Quiz

Noteer de woorden die een hoofdletter krijgen.

alexanderstraat - hockeyclub - indische oceaan - kerstcircus - noorden - renaissance - zondag

Slide 7 - Question ouverte

Noteer de woorden die een hoofdletter krijgen.

atletiekvereniging - dinsdag - kerst - middellandse zee - oudheid - blokker - westen

Slide 8 - Question ouverte

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een 12-jarige jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de bmw van zijn moeder in de prak gereden

Slide 9 - Question ouverte

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

erica vroeg zouden jullie mij in juni willen helpen met het kinderfeestje op het scheveningse strand

Slide 10 - Question ouverte

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

hoewel ik het niet verwacht had zei sander vind ik het hindoeïsme een interessante religie

Slide 11 - Question ouverte

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een 8-jarig meisje uit belgië heeft vorige week maandag de bontjas van haar moeder besmeurd met heinz tomatenketchup

Slide 12 - Question ouverte

In de volgende zin zijn de aanhalingstekens juist gebruikt. Leg uit waarom de aanhalingstekens gebruikt zijn.

Arean vindt het woord ‘meteorologisch’ lastig om uit te spreken.

Slide 13 - Question ouverte

In de volgende zin zijn de aanhalingstekens juist gebruikt. Leg uit waarom de aanhalingstekens gebruikt zijn.

‘Wil je sambal bij je nasi?’, vroeg de eigenaar van het Chinees-Indisch restaurant.

Slide 14 - Question ouverte

Welke regel hoort bij de samenstelling roggebrood?
A
Het eerste deel heeft een meervoud op -s én op -en.
B
Het eerste deel heeft geen meervoud.
C
Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord.
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.

Slide 15 - Quiz

Maak samenstellingen. Plaats zo nodig -e- of -en- of -s-.
banaan + schil
lach + bek

Slide 16 - Question ouverte

Maak samenstellingen. Plaats zo nodig -e- of -en- of -s-.
recht + zaak
zon + scherm

Slide 17 - Question ouverte

Aan de slag
Pak de woordenlijst van Hoofdstuk 5 erbij en overhoor elkaar. De mensen thuis leren individueel. Er komen zo vragen over.

Slide 18 - Diapositive

Het is heel moeilijk om een goede ...  te geven van wat er gaat gebeuren.
prognose
analyse
tendens
kanttekening

Slide 19 - Question de remorquage

Zij ... veel schuttingtaal en dat vind ik raar.
beamen
conserveren
bezigen
evolueren

Slide 20 - Question de remorquage

Bij welke zin past de uitdrukking naar de filistijnen?
A
Tosca had bij het ongeluk geen ernstige verwondingen opgelopen, maar haar fiets was lastig te repareren.
B
Tosca had bij het ongeluk geen ernstige verwondingen opgelopen, maar haar fiets was totaal vernield.

Slide 21 - Quiz

Bij welke zin past het woord 'achilleshiel'?
A
Bij de ontwikkeling van deze moderne straaljagers blijkt de software een zwakke schakel, zodat het langer duurt voordat de toestellen operationeel zijn.
B
Bij de ontwikkeling van deze moderne straaljagers blijkt de software zo ingewikkeld dat hackers niet in staat zijn om in te breken in het systeem

Slide 22 - Quiz

Wat betekent 'variabele'?
A
wankele; wiebelig
B
allerhande; allerlei
C
niet vaste
D
losgeslagen

Slide 23 - Quiz

Noem een synoniem voor 'speculatief'

Slide 24 - Question ouverte

Welk woord past in de zin?
Wij kijken liever niet naar programma's waarin mensen voortdurend schuttingtaal [...]
A
beamen
B
evolueren
C
gissen
D
bezigen

Slide 25 - Quiz

Aan de slag
Ga verder met het leren van woordenschat.

Morgen herhalen we hoofdstuk 6 en spelling nogmaals.

Slide 26 - Diapositive