2.18 deel 2 Verwijswoorden waarmee/met wie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Nog meer verwijswoorden....

Wat weet je straks?

Je weet het verschil tussen de verwijswoorden:

waar(mee)

(met)wie

nieuwe verwijswoorden

waarmee, waardoor, waaronder

Verwijst naar dingen

vb. het surfpak heeft sensoren, waarmee je bewegingen kunt vastleggen.

met wie, aan wie, door wie 

verwijst naar personen.

vb. De onderzoeker met wie ik samenwerk, woont in Spanje. 

waar(mee)- met wie

Naar dieren en dingen verwijs je met het woord waar :

- Het boek waarover je vertelde, heb ik al gelezen.

- De hond waarmee  ik speelde, bleek een besmettelijke ziekte te hebben.

Naar mensen verwijs je met het woord wie:

- De klasgenote met wie ik het liefste werk, is Anouk.

De wetenschapper aan wie de prijs is toegekend, was erg blij.

Het onderzoek waarmee de wetenschapper won, was succesvol.

Het surfpak heeft 17 sensoren, ........... de bewegingen van 23 gewrichten kunnen worden bekeken

1. waarmee
2. waarover
3. met wie
4. waarbij

Er zijn tien categorieen,.................literatuur, wiskunde, scheikunde en natuurkunde

1. waarover
2. aan wie
3. waarmee
4. waaronder

De onderzoeker ................. ik sprak, kwam uit Spanje

1. Waarmee
2. Waarover
3. Met wie
4. Over wie

De wetenschapper............. de prijs is toegekend, komt uit Nijmegen

1. Waar aan
2. Aan wie
3. Waar door
4. Over wie

Herhaling: schrijf de verwijswoorden op die horen bij mensen en de verwijswoorden die horen bij dieren en dingen