Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Les 1 NE X
Herhaling van de regels...
Je krijgt een taalquiz.
Hier staan allerlei verschillende onderdelen van taal in.
Daarna maken we de achterkant van het blad van spelling af!
1 / 40
suivant
Slide 1:
Diapositive
ANT2+
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1-3
Cette leçon contient
40 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Herhaling van de regels...
Je krijgt een taalquiz.
Hier staan allerlei verschillende onderdelen van taal in.
Daarna maken we de achterkant van het blad van spelling af!
Slide 1 - Diapositive
vraag 1: grammatica
Welke zin is helemaal goed?
A
Ik heb heel hard geniesd.
B
Ik ben gisteren verhuist.
C
Ik heb een verhaal vertelt.
D
Ik heb ziek geweest.
Slide 2 - Quiz
vraag 2: grammatica
In welke zin staat GEEN zelfstandig naamwoord?
A
De vliegen vliegen achter vliegen aan.
B
De reiziger zal met de trein gaan reizen.
C
In de mediatheek staan veel computers.
D
Misschien moeten wij verhuizen.
Slide 3 - Quiz
vraag 3: grammatica
Wat past in de zin?
Ik heb deze week .............. gelezen.
A
de mooie boek
B
het mooi boek
C
een mooi boek
D
een mooie boek
Slide 4 - Quiz
vraag 4: woordenschat
Hoe noem je een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis?
A
tegenstelling
B
synoniem
C
hyperbool
D
afbeelding
Slide 5 - Quiz
vraag 5: woordenschat
Wat is een voorbeeld van twee synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht
Slide 6 - Quiz
vraag 6: spelling
Welk woord is GOED geschreven?
A
onmiddellijk
B
intervieuw
C
soliciteren
D
vrienschap
Slide 7 - Quiz
vraag 7: spelling
Welk woord is GOED geschreven?
A
interresant
B
portemonnee
C
korona-virus
D
belangreik
Slide 8 - Quiz
vraag 8: spelling
Welk woord is FOUT geschreven?
A
pyjama
B
interessant
C
agressief
D
burgermeester
Slide 9 - Quiz
vraag 9 : spelling
Welk woord is FOUT geschreven?
A
appartement
B
raport
C
bodem
D
plafond
Slide 10 - Quiz
vraag 10: woordenschat
De hulp is overbodig.
Wat betekent
overbodig
?
A
Te weinig. Minder dan nodig is.
B
Te veel of te erg. Meer dan nodig is.
C
Iets dat op het water blijft drijven.
D
Heel voorzichtig en precies.
Slide 11 - Quiz
vraag 11: woordenschat
De mammoet is uitgestorven.
Wat betekent
uitgestorven
?
A
Wanneer een soort plant/dier niet meer bestaat.
B
Wanneer er heel veel soorten van een plant of dier zijn.
C
Wanneer een dier dood gegaan is.
D
Wanneer iets niet meer in het wild leeft, alleen in gevangenschap.
Slide 12 - Quiz
vraag 12: woordenschat
Die man belemmert het contact.
Wat betekent
belemmeren
?
A
verhinderen (iets moeilijk maken, tegenhouden)
B
zeuren (mopperen)
C
ruzie maken
D
jaloers zijn
Slide 13 - Quiz
vraag 13: werkwoordspelling
Morgen ... (presenteren) Remco de resultaten van zijn onderzoek
A
presenteert
B
presenteerd
C
presenteerdt
D
presenteer
Slide 14 - Quiz
vraag 14: werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
Word
B
Wordt
C
Werden
D
Worden
Slide 15 - Quiz
Vraag 15: werkwoordspelling
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?
A
Beantwoort
B
Beantwoorden
C
Beantwoord
D
Beantwoordt
Slide 16 - Quiz
vraag 16: wat zijn klinkers?
A
a-u-e-i-eu
B
a-oo-x-y-b
C
sch-au-eu-ie-oo
D
m-k-l-n-d
Slide 17 - Quiz
vraag 17: wat zijn medeklinkers?
A
a-u-e-i-eu
B
a-oo-x-y-b
C
sch-au-eu-ie-oo
D
m-k-l-n-d
Slide 18 - Quiz
vraag 18: waar is de verkeerde klinker ingevuld?
A
gebruiken
B
bedoelen
C
afgepreisd
D
aanbieding
Slide 19 - Quiz
vraag 19: waar is de verkeerde klinker ingevuld?
A
verstuuren
B
schroevendraaier
C
machine
D
applaus
Slide 20 - Quiz
vraag 20: voorzetsels
Die vrouw komt niet in
aanmerking ....... hulp
A
van
B
voor
C
om
D
over
Slide 21 - Quiz
vraag 21: voorzetsels
Heb jij interesse ...... die nieuwe fiets?
A
voor
B
op
C
aan
D
in
Slide 22 - Quiz
vraag 22: voorzetsels
Hij moest erg lachen .... die grappige filmpjes.
A
over
B
met
C
om
D
tegen
Slide 23 - Quiz
vraag 23: voorzetsels
Ben jij wel geschikt ...... dit beroep?
A
voor
B
als
C
met
D
over
Slide 24 - Quiz
vraag 24: lidwoorden
Wat is fout?
A
de paard
B
de fles
C
de ring
D
de kast
Slide 25 - Quiz
vraag 25: lidwoorden
Wat is fout?
A
het glas
B
het pak
C
het konijn
D
het vogel
Slide 26 - Quiz
vraag 26: lidwoorden
Wat is fout?
A
de hoofdstuk
B
de machine
C
de fotograaf
D
de school
Slide 27 - Quiz
vraag 27: lidwoorden
Wat is fout?
A
het programma
B
het dier
C
het afspraak
D
het bureau
Slide 28 - Quiz
vraag 28: meervoud
wat is FOUT?
A
programma's
B
televisie's
C
winkels
D
mango's
Slide 29 - Quiz
vraag 29: meervoud
wat is FOUT?
A
flats
B
tractors
C
DJ's
D
ponies
Slide 30 - Quiz
vraag 30: meervoud
wat is FOUT?
A
cadeaus
B
douches
C
theoriën
D
sauzen
Slide 31 - Quiz
Vraag 31: meervoud
Wat is GOED?
A
golfen
B
vingers
C
kinders
D
grensen
Slide 32 - Quiz
Vraag 32: zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin:
Op 11 mei starten de scholen weer.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 33 - Quiz
Vraag 33: zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin:
De premier heeft vandaag een toespraak gehouden.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 34 - Quiz
Vraag 34: woordenschat
Waar zie je geen tegenstelling?
A
contant - pinnen
B
digitaal - analoog
C
veilig - gevaarlijk
D
delen - verliezen
Slide 35 - Quiz
Vraag 35: woordenschat
Waar zie je geen tegenstelling?
A
verliezen - winnen
B
aankomen - uitkomen
C
zonder - met
D
onthouden - vergeten
Slide 36 - Quiz
Vraag 36: woordenschat
Waar zie je geen tegenstelling?
A
kwart over - kwart voor
B
beneden - boven
C
ziek - levend
D
nat - droog
Slide 37 - Quiz
Vraag 37: samenstellingen
Welk woord is GOED geschreven?
A
super leuk
B
lange afstandsloper
C
tv programma
D
kinderopvangtoeslagaffaire
Slide 38 - Quiz
Vraag 38: samenstellingen
Welk woord is FOUT geschreven?
A
eropafgaan
B
arbodienst
C
lunchafspraak
D
ex-man
Slide 39 - Quiz
Vraag 39: samenstellingen
Welk woord is FOUT geschreven?
A
na-apen
B
rodekool
C
adembenemend
D
zowiezo
Slide 40 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
taalquiz NT2
Mars 2023
- Leçon avec
44 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
taalquiz
Février 2024
- Leçon avec
41 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
quiz december 2024
Décembre 2023
- Leçon avec
46 diapositives
NT2
ISK
taalquiz NT2 A2-B1
Juin 2020
- Leçon avec
30 diapositives
MBO
taalquiz NT2 A2-B1
il y a 8 jours
- Leçon avec
30 diapositives
MBO
Middelbare school
Leerjaar 3
taalquiz NT2 A2-B1
Septembre 2022
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Les 1 NE X
Septembre 2020
- Leçon avec
54 diapositives
ANT2+
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1-3
taalquiz NT2 A2-B1
Juin 2022
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 2