BS 5 Het immuunsysteem

BS 5 Het immuunsysteem
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

BS 5 Het immuunsysteem

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
- Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties
- Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan
- Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lichaamsvreemde stoffen
- 3 barrieres: huid, slijmvliezen en zoutzuur
- Bij een wondje is de huid open en kunnen bacterien wel binnenkomen-> infectie. 
- Trilharen verplaatsen de deeltjes naar de keelholte. 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antigenen
- Als ziekteverwekkers binnenkomen heet dit een infectie. Het afweersysteem of immuunsysteem wordt dan actief-> witte bloedcellen. 
- Ziekteverwekkers worden herkend door antigenen, eiwit op buitenkant van cel of virus. 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antistoffen
- Witte bloedcellen sluiten ziekteverwekkers in en maken antistoffen maken. Antistoffen zijn eiwitten die ziekteverwekkers onschadelijk maken. 
- Antistoffen maken antigenen onschadelijk
- Elke ziekteverwekker heeft andere antigenen, dus heel veel verschillende antistoffen nodig...

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antigenen en antistoffen 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Immuniteit 
- Eerste infectie ziek
- Kost tijd om antistoffen aan te maken
- Immuun betekent dat je lichaam de antistoffen onthoudt, sneller aan kan maken en je niet ziek wordt. 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Immuniteit 
  • Natuurlijke immuniteit, zelf eerste keer ziek en antistoffen aangemaakt daarbij. Daarna immuun. Vb. waterpokken.
  • Kunstmatige immuniteit, er wordt
    een dode of verzwakte
    ziekteverwekker wordt ingespoten.
    Je wordt niet ziek, maar maakt wel
    antistoffen aan. Vb. coronavaccinatie 

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Vaccinatiegraad
De vaccinatiegraad geeft aan welk deel van de bevolking is ingeënt. 

Bij sommige virussen is een hoog percentage nodig om ervoor te zorgen dat de ziekte zich niet meer verspreid, bijvoorbeeld de mazelen (95%). 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vaccinatiegraad
Hoe meer mensen immuun zijn voor een ziekte hoe lager de kans dat iemand die niet is ingeënt toch kan worden besmet.

Een hoge vaccinatiegraad is dus belangrijk voor iedereen, niet alleen voor degene die gevaccineerd is.

Een goede vaccinatiegraad is 95%.










Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Rijksvaccinatieprogramma;
Als er een vaccinatiegraad is van 95% kan een ziekte zich niet verspreiden over de bevolking. 

Slide 12 - Diapositive

rijksvaccinatieprogramma
Allergische reactie
- Bij een allergie ben je overgevoelig voor bepaalde stoffen. Je krijgt een allergische reactie. 
- Een ernstige allergische reactie noem
je een anafylactische reactie. 
- EpiPen bevat adrenaline en gaat
een allergische reactie tegen. 
- Voorbeelden allergieën?

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maken basisstof 5
Huiswerk vragen?

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een vaccinatie?
A
Natuurlijke immuniteit
B
Kunstmatige immuniteit

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurd er bij een infectie?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem drie barrières van je lichaam om ziekteverwekkers tegen te houden

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaraan herkent het immuunsysteem een ziekteverwekker?
A
Aan de allergische reactie
B
Aan de antigenen
C
Aan de antistoffen
D
Aan de natuurlijke immuniteit

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom wordt je als je immuun bent niet/minder ziek?
A
Je hebt al antigenen voor deze ziekteverwekkers
B
Je hebt al antistoffen voor deze ziekteverwekkers
C
Je hebt allergische reacties
D
Je hebt dan gezond genoeg gegeten

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
- Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties
- Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan
- Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie 

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions