taalverzorging 4.5 en 4.6

Taalverzorging en woordenschat
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Taalverzorging en woordenschat

Slide 1 - Diapositive

Doelen
- Oefenen met werkwoordspelling
- Persoonsvorm en onderwerp in de zin herkennen
- Juiste zinsbouw kunnen toepassen
- Weten wat voegwoorden zijn en deze juist kunnen toepassen

Slide 2 - Diapositive

werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 3 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 4 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij onthoud.
B
Hij onthoudt.

Slide 5 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 6 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis.

Slide 7 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 8 - Quiz

De boer (vinden) dat er iets aan de stikstofcrisis gedaan moet worden

Slide 9 - Question ouverte

De akker is gisteren (ploegen)

Slide 10 - Question ouverte

Ik (vinden) dat het Dolfinarium gesloten moet worden

Slide 11 - Question ouverte

De boer (rijden) hard op zijn trekker

Slide 12 - Question ouverte

Het varken heeft zijn staart (krullen)

Slide 13 - Question ouverte

Ik heb de hond (aaien)

Slide 14 - Question ouverte

(vinden) jij Boer zoekt vrouw een leuk programma?

Slide 15 - Question ouverte

Persoonsvorm en onderwerp

Slide 16 - Diapositive

De persoonsvorm
De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin.
Je vindt de persoonsvorm door de zin vragend te maken. Het eerste werkwoord dat vooraan komt, is de persoonsvorm.
Bijvoorbeeld:
Petra heeft een leuke baan.
Heeft Petra een leuke baan?

Slide 17 - Diapositive

Onderwerp
Wie of wat + persoonsvorm
De koe heeft grote uiers 
Wie heeft grote uiers? --> de koe --> is onderwerp

Slide 18 - Diapositive

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 19 - Diapositive

Zinsvolgorde
Onderwerp - persoonsvorm - rest 

Onderwerp - persoonsvorm - tijd - manier - plaats - andere werkwoorden

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Waarom is het belangrijk om goede zinnen te kunnen schrijven?

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Maak een zin met het voegwoord, en, maar, want, of

Slide 31 - Question ouverte

Maak een zin met, omdat, nadat, als, terwijl

Slide 32 - Question ouverte

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Maken: 
Woordenschat 1.3
Taalverzorging 4.5 en 4.6 

Slide 37 - Diapositive