Workshop B2 - Passieve vorm

Workshop B2 - Passieve vorm
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 75 min

Éléments de cette leçon

Workshop B2 - Passieve vorm

Slide 1 - Diapositive

Doel
  • Ik kan de passieve vorm in een zin herkennen.
  •  Ik kan passieve zinnen in de actieve vorm zetten.
  • Ik kan passieve zinnen schrijven.

Slide 2 - Diapositive

Voorkennis
Opdracht in drietallen:

Bekijk de zinnen op papier. Bespreek wat je weet over passieve zinnen. Wat weet je over:
  • de werkwoordtijden
  • de tijden
  • de vorm
  • het gebruik van er
  • het gebruik van door
  • het gebruik van een passieve zin versus een actieve zin

Slide 3 - Diapositive

Uitleg - o.t.t.
actieve vorm
passieve vorm
o.t.t.
Een ervaren docent geeft de intensieve cursus Nederlands.
De intensieve cursus Nederlands wordt door een ervaren docent gegeven.

Slide 4 - Diapositive

Uitleg - o.v.t.
actieve vorm
passieve vorm
o.v.t.
Een ervaren docent gaf de intensieve cursus Nederlands.
De intensieve cursus Nederlands werd door een ervaren docent gegeven.

Slide 5 - Diapositive

Uitleg - v.t.t.
actieve vorm
passieve vorm
v.t.t.
Een ervaren docent heeft de intensieve cursus Nederlands gegeven.
De intensieve cursus Nederlands is door een ervaren docent gegeven.

Slide 6 - Diapositive

Uitleg - v.v.t. (plusquamperfectum)
actieve vorm
passieve vorm
v.v.t. 
Een ervaren docent had de intensieve cursus Nederlands.
De intensieve cursus Nederlands was door een ervaren docent gegeven.

Slide 7 - Diapositive

Uitleg actief versus passief
In de actieve vorm ligt de nadruk op het onderwerp, degene die de handeling doet. In de passieve vorm ligt de nadruk op de handeling. Door wie de handeling wordt verricht, is vaak niet bekend of is niet belangrijk. 

Slide 8 - Diapositive

Oefenen
Opdracht:

Bekijk nu nogmaals de zinnen op papier. Maak de zinnen actief.

Slide 9 - Diapositive

Antwoorden
  1. R. van Ditzhuysen heeft De Dikke Ditz geschreven.
  2. Men moet meer regels opstellen.
  3. Men kan de fietsen bij het station snel ergens neerzetten.
  4. In de winkelstraten heeft men fietsen niet toegestaan.
  5. Men legt steeds meer vrijliggende fietspaden aan.
  6. Automobilisten toeteren te veel.
  7. Fietsers negeren sommige borden, bijvoorbeeld als ze moeten afstappen.
  8. Men duwt regelmatig iemand van de brug.
  9. Men mag op de stoep in principe niet fietsen.
  10. Soms parkeert men auto's op het fietspad om te laden of te lossen. 

Slide 10 - Diapositive

1. Veel senioren gebruiken de fiets.

Slide 11 - Question ouverte

1.
De fiets wordt door veel senioren gebruikt.
De fiets wordt gebruikt door veel senioren.

Slide 12 - Diapositive

2. De kaasboer heeft de kaas in de fietstas gegooid.

Slide 13 - Question ouverte

2.
De kaas is door de kaasboer in de fietstas gegooid.
De kaas in in de fietstas gegooid door de kaasboer.

Slide 14 - Diapositive

3. Reinildis van Ditzhuysen schreef Hoe hoort het eigenlijk? - De dikke Ditz.

Slide 15 - Question ouverte

3.
Hoe hoort het eigenlijk - De Dikke Ditz werd door Reinildis van Ditzhuysen geschreven.
Hoe hoort het eigenlijk - De Dikke Ditz werd geschreven door Reinildis van Ditzhuysen.

Slide 16 - Diapositive

4. Heeft de automobilist de klap op de achterkant gehoord?

Slide 17 - Question ouverte

4.
Is de klap op de achterkant door de automobilist gehoord?

Slide 18 - Diapositive

5. De winkeliers gebruiken de stoep om te lossen en te laden.

Slide 19 - Question ouverte

5.
De stoep wordt door de winkeliers gebruikt om te lossen en te laden.

Slide 20 - Diapositive

6. Ik vond het ergerlijk dat mensen altijd troep in mijn fietsmand gooien.

Slide 21 - Question ouverte

6.
Ik vond het ergerlijk dat er altijd troep in mijn fietsmand werd gegooid.

Slide 22 - Diapositive

7. Automobilisten toeteren ongeduldig.

Slide 23 - Question ouverte

7.
Er wordt door automobilisten ongeduldig getoeterd.

Slide 24 - Diapositive

8. Ze hebben een grote fietsenstalling bij het winkelcentrum gemaakt.

Slide 25 - Question ouverte

8.
Er is een grote fietsenstalling bij het centrum gemaakt.

Slide 26 - Diapositive

9. Fietsen fietsers vaak over de stoep?

Slide 27 - Question ouverte

9.
Wordt er vaak over de stoep gefietst?

Slide 28 - Diapositive

10. Het is een ergernis dat veel klanten de fietsen voor de etalage neerzetten.

Slide 29 - Question ouverte

10.
Het is een ergernis dat de fietsen door veel klanten voor de etalage worden neergezet.

Slide 30 - Diapositive

Uitleg - het en er in passieve zinnen
Opdracht in drietallen:

Kijk naar de zinnen op papier. Wat kun je zeggen over het gebruik van het, dat en er?

Slide 31 - Diapositive