3hv Grammatica zinsdelen H6 Ambiguïteit

H6 Ambiguïteit
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H6 Ambiguïteit

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
  • Je kan ambiguïteit herkennen en verklaren.
  • Je kan ambigue zinnen verbeteren.

Slide 2 - Diapositive

Ambiguïteit 
Ambiguïteit  = dubbelzinnigheid. Een zin heeft daardoor twee of meer betekenissen.
Dat kan tot onduidelijkheid voor de lezer leiden. Dat is soms gewenst (grappig, reclame of cabaret), maar vaak ook niet (zakelijke teksten).

Slide 3 - Diapositive

Ambiguïteit
Ambigue = dubbelzinnig 
(op meerdere manieren op te vatten door bijvoorbeeld):
1) gebruik van homoniem (woord met meerdere betekenissen)
2) woordgroep met meerdere betekenissen
3) redekundig ontleden
4) onduidelijke verwijzing

Slide 4 - Diapositive

1. homoniem (woord met meerdere betekenissen)
De taxichauffeur zette zijn klanten af.


Ik loop naar de bank. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

2. Woordgroep (met meerdere betekenissen)
Jeroen bekijkt de nieuwste tekening van zijn zoon. Dat kan betekenen:
  • De nieuwste tekening waarvan zijn zoon de eigenaar is (zijn bezit).
  • De nieuwste tekening waarop zijn zoon staat afgebeeld.
  • De nieuwste tekening die zijn zoon gemaakt heeft.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

3. Ontleden (op verschillende manieren ontleden met verschillende betekenissen)
Ferdinand groette de man met de pet.

Twee mogelijkheden:
De man met de pet= lijdend voorwerp
anders gezegd: De man met de pet wordt gegroet door Ferdinand.

De man= lijdend voorwerp
met de pet= bijwoordelijke bepaling
Anders gezegd: Met de pet groette Ferdinand de man.

Slide 9 - Diapositive


De man sloeg de hond met de stok.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

4. Onduidelijke verwijzing
Peter ging op vakantie met een oud-collega en zijn vrouw.
             Het is niet duidelijk om wiens vrouw het gaat.

Kees sloeg Hans bij de bank, waarna hij wegliep.
            Wie is hij?
            Om welke bank gaat het?

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wat is er dubbelzinnig aan de poster?

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Opdrachten
havo: 1/m 4 (p. 184-185)

vwo: 1 t/m 4 (p. 188-189)

Slide 16 - Diapositive