Unit 1: Week 4, fase 2

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les 1
  • Waar gaan we heen als we ziek zijn?
  • Herhaling klachten beschrijven

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 1
Waar ga jij heen als jij je niet goed voelt?
Kunnen wij dit al in het Nederlands zeggen?


Bespreek (discuss) met jouw klasgenoot.
timer
2:00

Slide 3 - Diapositive

Geef de leerlingen 2 minuten om te discusiëren waar ze heen zouden gaan als ze zich niet goed voelen. Bespreek vervolgens klassikaal.
Wanneer gaan we naar ...

     Het ziekenhuis                  De huisarts                      De apotheek

Slide 4 - Diapositive

Bespreek de woorden en in welke situaties je er naartoe gaat. 
Kennen wij het noodnummer?
Do we know the emergency number?

Slide 5 - Diapositive

Benoem hier dat je bij ernstige ongevallen 112 bellen in Nederland.
Oefening 2

  • Waar ga je heen in de volgende situaties?

Kies uit: ziekenhuis, huisarts, apotheek

Slide 6 - Diapositive

Laat de afbeeldingen op de volgende slides zien en bespreek waar deze mensen heen zouden moeten gaan. Dit kun je nog in het Engels doen, zolang je de Nederlandse woorden voor de locaties al gebruikt.
Situatie 1

Slide 7 - Diapositive

Je gaat naar de huisarts als je ziek/verkouden bent.

Slide 8 - Diapositive

Je gaat naar het ziekenhuis bij ernstige ongelukken.

Slide 9 - Diapositive

Je gaat naar de apotheek als je een verwijzing hebt.
Gaan (to go)
Ik ga
Jij / U gaat
Hij / Zij gaat                     naar (to) .........
Wij gaan
Jullie gaan
Zij gaan 

Slide 10 - Diapositive

Laat de leerlingen aantekeningen maken. (Liefst bij de aantekeningen van de andere werkwoorden "hebben & zijn").
Oefening 3
                                  Waar gaan deze mensen heen?
 
                 Wij                                     Zij                                           Ik

Slide 11 - Diapositive

Antwoorden:
Wij gaan naar de apotheek
Zij gaat naar het ziekenhuis
Ik ga naar huis
Oefening 3
                                  Waar gaan deze mensen heen?
 
Wij  gaan naar de apotheek           Zij gaat naar het ziekenhuis               Ik ga naar de huisarts

Slide 12 - Diapositive

Antwoorden:
Wij gaan naar de apotheek
Zij gaat naar het ziekenhuis
Ik ga naar de huisarts
Wat weten we nog?

Welke klachten kennen we nog?

Slide 13 - Diapositive

Herhaling vorige lessen:
Verkouden, koorts, mijn .... doet pijn, ik heb pijn, ik heb een bult, ik heb jeuk... (enzovoort)
Oefening 4
1. Ik ben verkouden
2. Ik heb hoofdpijn
3. Ik heb een blauwe plek
4. Ik heb koorts
5. Ik heb een grote bult
6. Ik heb een wond
A
B
C
D
E
F

Slide 14 - Diapositive

Verbind de klachten (cijfers 1 t/m 6) met de afbeeldingen.
Antwoorden:
1C
2F
3D
4A
5E
6B
Oefening 5
Bekijk de video en beantwoord de volgende vragen:

1. Waar gaat Martijn heen?
2. Welke klachten heeft Martijn?
3. Heeft Martijn koorts?
4. Tot welke conclusie komt de dokter?
5. Wat schrijft (prescribes) de dokter hem voor?


Slide 15 - Diapositive

Link: https://www.youtube.com/watch?v=_bfSiJ6S0a8

Antwoorden:
1. Martijn gaat naar de huisarts.
2. Hij is verkouden, heeft hoofdpijn en last van zijn keel. Ook heeft hij een verstopte neus.
3. Hij heeft geen koorts.
4. De dokter zegt dat hij een zware verkoudheid heeft.
5. De dokter schrijft hem antibiotica en neusdruppels voor.
Antwoorden Oefening 5
1. Waar gaat Martijn heen?  Martijn gaat naar de huisarts.
2. Welke klachten heeft Martijn? Hij is verkouden, heeft hoofdpijn en last van zijn keel. Ook heeft hij een verstopte neus.
3. Heeft Martijn koorts? Hij heeft geen koorts.
4. Tot welke conclusie komt de dokter? De dokter zegt dat hij een zware verkoudheid heeft.
5. Wat schrijft (prescribes) de dokter hem voor? De dokter schrijft hem antibiotica en neusdruppels voor.

Slide 16 - Diapositive

Link: https://www.youtube.com/watch?v=_bfSiJ6S0a8

Antwoorden:
1. Martijn gaat naar de huisarts.
2. Hij is verkouden, heeft hoofdpijn en last van zijn keel. Ook heeft hij een verstopte neus.
3. Hij heeft geen koorts.
4. De dokter zegt dat hij een zware verkoudheid heeft.
5. De dokter schrijft hem antibiotica en neusdruppels voor.

Slide 17 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Les 2
  • Herhaling: Lichaamsdelen en pijn
  • Bezoek aan de dokter

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn....doet pijn
Hoe zeggen we dat iets pijn doet?

Voorbeelden in het Nederlands?

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 1

Wat doet pijn?

Beschrijf  in één zin wat pijn doet bij de personen op de afbeeldingen (images) in de volgende (next) slides en waarom.

Dus... Zijn ....doet pijn, want ....

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

"Zijn teen doet pijn"
Zijn teen doet pijn, want hij loopt tegen de tafel.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Diapositive

"Zijn hoofd doet pijn"
"Zijn rug doet pijn"
Zijn hoofd/rug doet pijn, want hij valt uit bed.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

"Zijn handen doen pijn"
"Zijn rug doet pijn"
"Zijn armen doen pijn"
"Zijn schouders doen pijn"
Zijn armen/handen doen pijn, want hij valt van de trap.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hypochondriac

Wij moeten weten wat een "hypochondriac" is voor de volgende (next) oefening!

Heeft iemand (anyone) een idee?

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
Imagine: You are a hypochondriac!
Point to a random part of your body and shout “Auw!” Your partner responds with a question that indicates this part of your body. Keep on going like this.

Look at the example on the next slide!

Slide 29 - Diapositive

Speekvaardigheidsoefening in duos. 
Voorbeeld:
Tom: (grijpt naar zijn been) "Auwwww!"
Kiran: "Doet je knie pijn?"
Tom: "Nee! Auwww!"
Kiran: "Doet je been pijn?"
Tom: "Ja!" (grijpt naar zijn arm) "Auwwww!"
Kiran: "Doet je arm pijn?"
Tom: "Ja, mijn arm doet pijn!"

Slide 30 - Diapositive

Laat twee leerlingen het voorbeeld voorlezen/naspelen. Vervolgens kun je de klas deze oefening laten doen!
Oefening 3
Lees de tekst (volgende slide) en beantwoord de vragen:
  1. Welke medische klachten heeft de patient? What medical complaints does the client experience?
  2. Wat schrijft de dokter voor? What does the doctor prescribe?
  3. Wat zegt de dokter over de bijwerkingen? What does the doctor say about side effects?
  4. Waar denk je dat dit gesprek plaats vindt? Where would this conversation take place, in your opinion?

Slide 31 - Diapositive

Laat de leerlingen eventueel eerst de vragen overnemen in hun schrifje, en laat ze daarna de tekst lezen en de vragen beantwoorden.

Antwoorden:
1. De patient heeft koorts en is verkouden.
2. Een pil tegen de koorts en een neusspray tegen de verkoudheid.
3. De neusspray kan pijn, jeuk en bloedingen veroorzaken.
4. Bij de huisarts.
Een bezoek aan de dokter!
Dokter: Hallo, wat kan ik voor je doen?
Patient: Hallo, ik heb al dagen koorts, en ik ben ook verkouden!
Dokter: Daar heb ik wel wat medicijnen voor! Hier is een recept voor een pil tegen de koorts, en een neusspray voor de verkoudheid!
Patient: Bedankt dokter!
Dokter: Geen probleem! Gebruik de neusspray maar 1 keer per dag want hij heeft veel bijwerkingen. Zo kun je er jeuk en pijn van krijgen, en je neus kan gaan bloeden. 
Patient: Bedankt en tot ziens!

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoorden oefening 3
  1. Welke medische klachten heeft de patient? Koorts en verkouden
  2. Wat schrijft de dokter voor? Een pil en neusspray
  3. Wat zegt de dokter over de bijwerkingen? Jeuk, pijn en bloedingen
  4. Waar denk je dat dit gesprek plaats vindt? Bij de huisarts

Slide 33 - Diapositive

Laat de leerlingen eventueel eerst de vragen overnemen in hun schrifje, en laat ze daarna de tekst lezen en de vragen beantwoorden.

Antwoorden:
1. De patient heeft koorts en is verkouden.
2. Een pil tegen de koorts en een neusspray tegen de verkoudheid.
3. De neusspray kan pijn, jeuk en bloedingen veroorzaken.
4. Bij de huisarts.
Oefening 4
Zet het volgende gesprek in de juiste volgorde:

  • Dokter: Geen probleem! Gebruik de creme maar 1 keer per dag want hij heeft wat bijwerkingen. Je kunt namelijk jeuk krijgen door de creme.
  • Patient: Hallo, ik heb een grote bult op mijn been door een muggenbeet. Ik ben allergisch.
  • Patient: Bedankt en tot ziens!
  • Dokter: Daar heb ik wel een medicijn voor! Hier is een recept voor een creme!
  • Dokter: Hallo, wat kan ik voor je doen?
  • Patient: Bedankt dokter!

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord oefening 4
Dokter: Hallo, wat kan ik voor je doen?
Patient: Hallo, ik heb een grote bult op mijn been door een muggensteek. Ik ben alergisch.
Dokter: Daar heb ik wel een medicijn voor! Hier is een recept voor een creme!
Patient: Bedankt dokter!
Dokter: Geen probleem! Gebruik de creme maar 1 keer per dag want hij heeft wat bijwerkingen. Je kunt namelijk jeuk krijgen door de creme.
Patient: Bedankt en tot ziens!

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les 3
  • Hoe maken we een afspraak bij de dokter?

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weten jullie... ?

Hoe maak je een afspraak bij de dokter?

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 1
Bekijk de video en beantwoord de volgende vragen:

1. Wat zeggen ze als ze de telefoon opnemen?
2. Waarom belt moeder de dokter?
3. Hoe sluiten ze het gesprek af?

Slide 38 - Diapositive

Link: https://www.youtube.com/watch?v=jCildziuAhw

Antwoorden:
1. De mensen stellen zich voor. Dit wordt gedaan met de volgende constructie "Met (naam)". 
2. De moeder wil een afspraak maken voor haar zoon. Die is ziek.
3. Tot straks!

Slide 39 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 2
Beantwoord de vragen bij de tekst op de volgende dia:

  1. Hoe stellen mensen zich voor aan de telefoon?
  2. Met welk doel belt Laura?
  3. Wat zijn haar medische klachten?
  4. Hoe eindigt Laura het gesprek?

Slide 40 - Diapositive

Deze vragen horen bij de tekst op de volgende slide.
Een afspraak maken

Dokter: Hallo, met dokter Huisman.
Laura: Hallo, met Laura. Ik wil graag een afspraak maken.
Dokter: Prima. Wat zijn uw klachten?
Laura: Mijn enkel doet pijn want ik ben gevallen. Ik heb ook koorts.
Dokter: Oke. Je kunt om 3 uur komen!
Laura: Dat is goed. Bedankt dokter. Tot dan!

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 3
In duo's, schrijf een kort telefoongesprek tussen een dokter en een patient. 

Eisen (requirements):
  • Gepaste groet (apropriate greeting)
  • Welke klachten heeft de patient (pijn, jeuk, ect.)
  • Wanneer de patient kan komen
  • Gepaste afsluiting (apropriate ending)

Je mag (may) hiervoor je woordenlijst gebruiken.

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefening 4
Voer het gesprek van oefening 3 uit met je partner.

Checklist:
  • Gepaste groet (apropriate greeting)
  • Welke klachten heeft de patient (pijn, jeuk, ect.)
  • Wanneer de patient kan komen
  • Gepaste afsluiting (apropriate ending)

Slide 43 - Diapositive

Laat de leerlingen hun werk van oefening 3 uitvoeren voor de klas. Je kunt nu de checklist afgaan en kijken of alles erin zit.