Oefentoets rep 2

Oefentoets Rep 2
Bij deze oefentoets mag je je boek gebruiken, probeer wel zoveel mogelijk uit je hoofd te doen. Je moet dus extra tijd besteden aan wat je niet uit je hoofd kunt. 
Vul overal maar één keer het antwoord in, ook al is dat fout.
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets Rep 2
Bij deze oefentoets mag je je boek gebruiken, probeer wel zoveel mogelijk uit je hoofd te doen. Je moet dus extra tijd besteden aan wat je niet uit je hoofd kunt. 
Vul overal maar één keer het antwoord in, ook al is dat fout.

Slide 1 - Diapositive

Estoy
Estás
Está
Estamos
Estáis
Están
wij zijn
IK ben
Hij/zij/u is
Jullie zijn
Jij bent
zij zijn

Slide 2 - Question de remorquage

Vul de goede vorm van ESTAR in.
María______en Valencia.

Slide 3 - Question ouverte

Mis amigos (estar)_______de vacaciones.

Slide 4 - Question ouverte

Yo (estar)______en la Plaza de España.

Slide 5 - Question ouverte

La tienda de ropa (estar)_____en el centro.

Slide 6 - Question ouverte

Mi madre y yo (estar)_____en la casa de mi tía.

Slide 7 - Question ouverte

¿Vosotras (estar)_______en la misma clase?

Slide 8 - Question ouverte

Tú (estar)________en la bibliotecta.

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal:
Estamos en la Plaza Cataluña.
A
Jullie zijn op het Plaza Cataluña.
B
Wij zijn op het Plaza Cataluña.
C
Zij zijn op het Plaza Cataluña.
D
Ik ben op het Plaza Cataluña.

Slide 10 - Quiz

¿La tienda de ropa está lejos de aquí?
A
Is de kledingwinkel dichtbij?
B
Is de tent ver van hier?
C
De kledingwinkel is hier.
D
Is de kledingwinkel ver van hier?

Slide 11 - Quiz

El cine está enfrente del hospital.
A
De bioscoop zit in het ziekenhuis.
B
De bioscoop zit links van het ziekenhuis.
C
De bioscoop is tegenover het ziekenhuis.
D
De bioscoop is naast het ziekenhuis.

Slide 12 - Quiz

Mi vecina es muy guapa.
A
Mijn buurvrouw is erg knap.
B
Mijn buurman is erg knap.
C
Mijn buurvrouw is erg aardig.
D
Mijn buurman is erg aardig.

Slide 13 - Quiz

Yo vivo en el número dieciocho.
A
Ik woon op nummer 8.
B
Ik woon op nummer 18.
C
Nummer 18 is mijn lievelingsgetal.
D
Nummer 8 is mijn lievelingsgetal.

Slide 14 - Quiz

Medicijnen haal je bij de..........
A
fin de semana
B
tienda de ropa
C
estación
D
farmacia

Slide 15 - Quiz

Mi madre .......... en la biblioteca.
A
la casa
B
guay
C
trabaja
D
juntas

Slide 16 - Quiz

el banco
el camino
buscar
el restaurante
la casa
escribir
la foto

Slide 17 - Question de remorquage

Wie
Wat
waar
Waarom
Wanneer
Welke
Hoeveel
Qué
Cuándo
Quién
Cuál
Cuánto
por qué
Dónde

Slide 18 - Question de remorquage

Kies het juiste vraagwoord.
¿______vives?
A
cuánto
B
quién
C
cuándo
D
dónde

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste vraagwoord.
¿______cuestan las patatas?
A
cuánto
B
cuándo
C
dónde
D
qué

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste vraagwoord.
¿_____quieres? ¿calamares?
A
dónde
B
qué
C
quién
D
cuándo

Slide 21 - Quiz

Werkwoorden vervoegen
Je gaat nu oefenen met het vervoegen van de regelmatige werkwoorden. Vul steeds de juiste vorm in van het werkwoord, kijk goed naar wie het onderwerp is in de zin.

Slide 22 - Diapositive

Yo__________ (lavar) el coche de mi padre los domingos

Slide 23 - Question ouverte

Mis hermanos y yo (vivir) ______en una ciudad grande.

Slide 24 - Question ouverte

En su tiempo libre, mi hermano _______________(correr)

Slide 25 - Question ouverte

Yo _____________ (visitar) el museo

Slide 26 - Question ouverte

Vosotros _____________ (escuchar) música en la radio

Slide 27 - Question ouverte

Mi madre (abrir) __________las ventanas por la mañana.

Slide 28 - Question ouverte

Mis amigos (hacer) _______________los deberes en el instituto.

Slide 29 - Question ouverte

la carne
la caja
encantado
los pasteles
el pan
la manzana

Slide 30 - Question de remorquage