Woordjes hoofdstuk 5
la main
A
de rug
B
de arm
C
de voet
D
de hand
1 / 25
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
la main
A
de rug
B
de arm
C
de voet
D
de hand
Slide 1 - Quiz
dormir
A
leggen, zetten
B
zwemmen
C
slapen
D
meedoen
Slide 2 - Quiz
à cause de
A
op die manier
B
vanwege
C
overal
D
iemand
Slide 3 - Quiz
très
A
zelfs
B
erg
C
ver
D
vooral
Slide 4 - Quiz
faire du cheval
A
zwemmen
B
skiën
C
paardrijden
D
fietsen
Slide 5 - Quiz
les céréales
A
de keer
B
de winter
C
de gezondheid
D
de ontbijtgranen
Slide 6 - Quiz
de temps en temps
A
af en toe
B
bijvoorbeeld
C
de hobby
D
vanwege
Slide 7 - Quiz
accro
A
echt
B
vooral
C
ver
D
verslaafd
Slide 8 - Quiz
la confiance
A
de tijd
B
de groenten
C
het vertrouwen
D
de plek
Slide 9 - Quiz
boire
A
drinken
B
winnen
C
bang zijn om
D
aankomen
Slide 10 - Quiz
les légumes
A
de keer
B
de groenten
C
de sneeuw
D
de nacht
Slide 11 - Quiz
ce matin
A
je moet
B
ik train
C
iemand
D
vanochtend
Slide 12 - Quiz
partout
A
overal
B
vooral
C
aankomen
D
eindelijk
Slide 13 - Quiz
même
A
snel
B
zelfs
C
echt
D
ver
Slide 14 - Quiz
oublier
A
vergeten
B
meedoen
C
naar huis gaan
D
winnen
Slide 15 - Quiz
la santé
A
de arm
B
de sneeuw
C
de gezondheid
D
de plek
Slide 16 - Quiz
avoir raison
A
hockeyen
B
gelijk hebben
C
bang zijn voor
D
leggen, zetten
Slide 17 - Quiz
le passetemps
A
de maaltijd
B
de keer
C
de nacht
D
de hobby
Slide 18 - Quiz
malade
A
eindelijk
B
iemand
C
ziek
D
moe
Slide 19 - Quiz
enfin
A
eindelijk
B
iemand
C
op die manier
D
snel
Slide 20 - Quiz
quelqu'un
A
vooral
B
vanmiddag
C
iemand
D
gelukkig
Slide 21 - Quiz
faire de la natation
A
tenissen
B
dansen
C
zwemmen
D
meedoen
Slide 22 - Quiz
l'hiver
A
de plek
B
de winter
C
de yoghurt
D
de keer
Slide 23 - Quiz
je crois
A
ik slaap
B
ik geloof
C
ik train
D
ik voetbal
Slide 24 - Quiz
heureusement
A
gelukkig
B
lijken op
C
goedenavond
D
op die manier
