Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 1
Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
1. Beschrijf wat gedrag is.
Slide 1 - Question ouverte
2. Is het wel of geen gedrag?
Wel gedrag
Geen gedrag
Lachen
Een plant neemt zuurstof op
Fietsen
Een aap klimt in de boom
Een voetbal
Rennen
Slide 2 - Question de remorquage
3. Het rode stoplicht is een voorbeeld van een...
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel
Slide 3 - Quiz
5. Make up bij vrouwen en foto's fotoshoppen, zijn voorbeelden van:
A
Supernormale prikkel
B
Inwendige prikkel
C
Sleutelprikkel
D
Uitwendige prikkel
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Vidéo
5. Hoe wordt het gedrag genoemd van de vogel in het filmpje op de vorige pagina?
Slide 6 - Question ouverte
6. Kruis alles aan wat belangrijke zaken zijn bij een goede samenwerking.
A
Goede afspraken
B
Een taakverdeling
C
Elkaar in je waarde laten
D
Sociale regels
Slide 7 - Quiz
7. Is het een norm of een waarde? 'Respect'
A
Norm
B
Waarde
Slide 8 - Quiz
8. Als bepaald afval kan worden afgebroken in de natuur, dan noem je het:
Slide 9 - Question ouverte
9. Waar gooi je het weg? Een gebruikt theezakje
A
GFT
B
PMD
C
Papier
D
Glas
Slide 10 - Quiz
10. Waar gooi je het weg? De krant
A
GFT
B
PMD
C
Papier
D
Glas
Slide 11 - Quiz
11. Kruis alles aan wat je bij restafval moet weggooien.
A
Oud t-shirt
B
Spuitbus van deodorant
C
Pizzadoos
D
Chipszak
Slide 12 - Quiz
12. Wat is het verschil tussen recyclen en hergebruiken?
Slide 13 - Question ouverte
13. Het opnieuw gebruiken van een leeg jampotje, om het vervolgens als een pennenbakje te gebruiken, noem je:
A
Hergebruiken
B
Recycling
Slide 14 - Quiz
14. Wat zou jij zelf kunnen doen om jouw ecologische voetafdruk te verkleinen?
Slide 15 - Question ouverte
15. Wanneer is een product duurzaam?
Slide 16 - Question ouverte
16. Het is een stukje code in een vaste volgorde die bepaalt wat jij ziet op bijvoorbeeld sociale media.
A
Anekdote
B
Territorium
C
Fake news
D
Algoritme
Slide 17 - Quiz
17. Bij gedrag observeren is het van belang om objectief te zijn. Sleep de uitspraak naar het juiste begrip. Is het objectief of niet?
Objectief
Niet objectief
De kat is heel agressief tegen de hond
De hond laat zijn tanden zien.
Het meisje is verdrietig.
De jongen loopt naar voren.
Slide 18 - Question de remorquage
18. Zet de stappen van een gedragsonderzoek in de juiste volgorde.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Protocol maken
Ethogram maken
Staafdiagram maken
Observeren
Slide 19 - Question de remorquage
19. Bij welke stap hoort dit?
A
Observeren
B
Ethogram maken
C
Protocol maken
D
Staafdiagram maken
Slide 20 - Quiz
20. Bij welke stap hoort dit?
A
Observeren
B
Ethogram maken
C
Protocol maken
D
Staafdiagram maken
Slide 21 - Quiz
21. Hoe wordt het langer houdbaar maken van producten genoemd?
Slide 22 - Question ouverte
22. Hieronder staan zes verschillende producten. Sommige producten behoren bij THT (ten minste houdbaar tot) en andere producten horen bij TGT (te gebruiken tot). Versleep de producten naar het juiste begrip.
THT (tenminste houdbaar tot)
TGT (te gebruiken tot)
Halfvolle melk
Sla
Vis
Gedroogde pasta
Harde kaas
Cola
Versgeperste jus
Slide 23 - Question de remorquage
23. Leg uit wat een additief is.
Slide 24 - Question ouverte
24. Het luchtdicht verpakken van voedsel, zodat er geen zuurstof bij kan en het op die manier langer bewaard kan worden, wordt .... genoemd.
A
Pasteuriseren
B
Steriliseren
C
Invriezen
D
Vacuüm verpakken
Slide 25 - Quiz
25. Kruis aan wat er verplicht op een etiket moet staan.
A
Ingrediënten
B
Naam en adres van de producent
C
Hoeveelheid
D
Houdbaarheidsdatum
Slide 26 - Quiz
26. Juist of niet juist. Je proeft alleen met je tong.
A
Juist
B
Niet juist
Slide 27 - Quiz
27. Welke smaken kun je proeven met je tong?
Slide 28 - Question ouverte
28. Welk gebied wordt door een dier verdedigd?
A
Territorium
B
Terrarium
C
Feromonen
D
Gedragsonderzoek
Slide 29 - Quiz
29. Sinaasappelsap heeft een pH-waarde van 3 tot 4. Hoe noem je sinaasappelsap?
A
Zuur
B
Neutraal
C
Basisch
Slide 30 - Quiz
30. Met een indicator kun je...
A
Rode koolsap aantonen
B
Het gedrag bestuderen
C
Andere stoffen aantonen
D
Het gedrag in een tabel zetten
Slide 31 - Quiz
31. Hoe zuurder iets is, hoe ... de pH-waarde.
A
Lager
B
Hoger
Slide 32 - Quiz
32. Water heeft een pH-waarde van ... en is dus neutraal.
A
2
B
4
C
7
D
12
Slide 33 - Quiz
33. In pasta zitten koolhydraten. Wat is de functie van koolhydraten?