par 4.2 voedselproductie

par 4.2 voedselproductie
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

par 4.2 voedselproductie

Slide 1 - Diapositive

Wat heb je gisteren gegeten

Slide 2 - Carte mentale

Heb je vegetarisch gegeten
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Hoeveel dagen in de week eet je vleesproducten?
A
1-2 dagen
B
3 tot 5 dagen
C
elke dag
D
Ik eet geen vlees

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Vegaflexen, dagje geen vlees

gezin met 5 personen = 15.000 liter
(als je een dag geen grote biefstuk eet)

Slide 6 - Diapositive

Voedselafdruk

Slide 7 - Diapositive

Wat is een veganist?

Slide 8 - Question ouverte

20 veganisten samen gebruiken evenveel landbouw grond als 1 vleeseter
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Lien

Wat was jou voedselafdruk?

Slide 13 - Carte mentale

Slide 14 - Diapositive

meer mensen 
meer monden 
te voeden

Slide 15 - Diapositive

Ruimte besparen

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Door de focus op een beperkt aantal gewassen te hebben zal de biodiversiteit
A
Toenemen
B
Afnemen

Slide 18 - Quiz


Schaalvergroting
  • Bij schaalvergroting maken ze een heel groot bedrijf wat één soort voedsel produceert.

  • Dit scheelt geld. Boeren hoeven zo minder verschillende machines aan te schaffen om al het werk te doen.

  • Ook proberen de boeren zoveel mogelijk opbrengst te halen van een dier of een hectare grond. Dit heet intensivering

  • Door maar één gewas te laten groeien, neemt de biodiversiteit af. Dat betekent dat er minder soorten planten en dieren voorkomen op aarde. Gewassen of dieren waar we niets aan hebben, sterven uit.
Schaalvergroting
 Dit is makkelijk voor de
  boeren. Ze kunnen enorme
  stukken land in één keer
 oogsten. Alleen groeit
hier ook niks anders meer.
Zonder schaalvergroting
Hier groeien veel meer
soorten planten. Dit is goed  
voor de biodiversiteit, maar    
het werk van de boer    
wordt wel moeilijker  
en duurder

Slide 19 - Diapositive

Is grootschalige landbouw een duurzame vorm van landbouw?
A
Ja
B
Nee
C
Het zou moeten kunnen

Slide 20 - Quiz

Op welke manier(en) kun je aan duurzame voedselproductie doen?

Slide 21 - Question ouverte

Duurzame voedselproductie
1. Minder weggooien (dus geen gekke vormen van een komkommer weggooien, kopen wat je nodig hebt)
2. Ruimte besparen door voedselfabrieken te bouwen (bron 9)
3. Biologische landbouw (geen / minder kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruiken)
4. Genetische modificatie (gewassen aanpassen zodat ze tegen droogte en ziekten kunnen)
5. Kringlooplandbouw

Slide 22 - Diapositive

Koppel de tekstjes en foto's aan de juiste
manier van voedsel verbouwen.
Biologisch    
Schaalvergroting


.
Intensivering
Dit vind ik zelf
het beste idee!
Goed voor dieren, slecht voor de voetafdruk
Gigantische bedrijven zijn efficiënter

Slide 23 - Question de remorquage

Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
B
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.
C
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
D
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.

Slide 24 - Quiz

Het tropisch regenwoud moet plaats maken voor akkers. Door de akkers neemt de biodiversiteit in het gebied
A
toe
B
af

Slide 25 - Quiz

De kap van het tropisch regenwoud zorgt ervoor dat er ....... CO2 wordt opgenomen. Wat moet er op de puntjes staan
A
Minder
B
Meer

Slide 26 - Quiz

I. Met genetische modificatie wordt de opbrengst van een gewas vergroot.
II. Als gevolg van schaalvergroting zijn er nu minder boerenbedrijven dan vroeger
A
I is goed, II is fout
B
I is fout, II is goed
C
Beide zijn goed
D
Beide zijn fout

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Vidéo

werktijd
Lees en maak  paragraaf 4.2 
timer
12:00

Slide 29 - Diapositive