Het urinewegstelsel

Het urinewegstelsel

1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Het urinewegstelsel

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • De anatomie van de nieren.
  • De functie van de nieren.
  • Kennis maken met het begrip nefronen.
  • De regelmechanismen van de nieren benoemen.

Slide 2 - Diapositive

Waar bestaat het urinewegstelsel uit?

Slide 3 - Diapositive

Blaas
De blaas is de verzamelplek van de urine.
  • Inhoud is ongeveer 500ml voor een volwassenen. (Dit neemt af als je ouder wordt.)
  • Bij ongeveer 300/400 ml krijgen de hersenen een signaal en krijg je aandrang om te plassen.

Slide 4 - Diapositive

Urineleiders
De 'weg' tussen de nieren en de blaas.

Slide 5 - Diapositive

Urinebuis
Loopt van de blaas naar de plaats waar de urine het lichaam verlaat.

De urinebuis bij een man is langer en ligt een klier omheen, dit is de prostaat.

Slide 6 - Diapositive

Anatomie van de nieren
Nieren: zijn de organen die afvalstoffen uit je bloed filtreren en urine aanmaken.

Vanuit de nier komt de urine terecht in het nierbekken
Het nierbekken loopt over in een kleine holle buis, die de urine naar de blaas vervoert, deze buis noemen de urineleider (ureter).

De blaas moet de urine tijdelijk opsparen tot de blaas vol is.
De plasbuis (urehtra) is de verbinding tussen de blaas en de buitenwereld.

Slide 7 - Diapositive

Functie van de nieren
  • Uitfilteren van afvalstoffen en afvoeren van deze stoffen via de plasbuis die de urine verlaat.
  •  Het regelen van de hoeveelheid water in je lichaam.
  •  Binnen grenzen houden van vocht en elektrolyten.
  • Het aanmaken van en het uitscheiden van hormonen.
  • Het regelen van je bloeddruk.

Slide 8 - Diapositive

Anatomie van de nieren
Iedere nier bestaat van buiten
naar binnen uit de volgende 
onderdelen:
  • Nierschors (1 miljoen nefronen).
  • Niermerg
  • Nierbekken
  • Nierslagader
  • Nierader

Slide 9 - Diapositive

Nefronen
  • Liggen in nierschors en niermerg 
  • Functionele eenheid van de nier -> Filteren het bloed en maken urine
  • Elke nier heeft 1 miljoen nefronen

Slide 10 - Diapositive


Vervolg nefronen
Bestaat uit: Nierlichaampje (lichaampje van Malpighi) filtert bloed.
- Glomerulus--> wirwar aan kleine bloedvaten.
- Kapsel van Bowman
- Nierbuisje (niertubulus)--> buisje waaruit het bloed nog zouten kan heropnemen.

Slide 11 - Diapositive

Vervolg Nefronen
  1. Proximale tubulus (1e gekronkelde buisje)
  2. Lis van Henle
  3. Distale tubulus (2e gekronkelde buisje)
  4. Ductus colligens (verzamelbuis) 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

- Secretie: extra stoffen worden toegevoegd aan de urine
- Reabsorptie: terughalen van stoffen
- Excretie: uitscheiden

Slide 14 - Diapositive

Ultrafiltratie

Elke dag produceer je  ±180 liter voorurineNa terugresorptie blijft er maar 1% voorurine over: 1,5 - 2L urine.


Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd. 

Slide 15 - Diapositive

0

Slide 16 - Vidéo

Wat is de functie van de nieren?
Kies het juiste antwoord
A
afvalstoffen uit bloed verwijderen
B
regeling van de bloeddruk
C
alle antwoorden zijn juist
D
regeling van water- en zoutenhuishouding

Slide 17 - Quiz

De nierslagader vervoert zuurstofarm bloed naar de nieren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

'De weg die de urine maakt'
  1. Nierslagader - bloed gaat naar de nieren
  2. Nierschors - nefronen: bloed wordt gefilterd
  3. Niermerg - nefronen: Fijnere filtering (lis van Henle)
  4. Vervolgens gaat de voorurine door de lis van Henle 
  5. Nefron - Glucose, Zouten en Water worden vanuit het nefron teruggebracht naar het bloed
  6. Nierbekken - vocht en afvalstoffen gaan naar nierbekken (=urine)
  7. Urineleider - urine van het nierbekken via urineleider naar de blaas.
    Via de urinebuis verlaat de urine het lichaam. 

Slide 19 - Diapositive

Samenstelling urine
Water met opgeloste stoffen:
  • Ureum > afbraakproduct van eiwitten (aminozuren)> geur
  • Kreatine > dit stofje ontstaat door het afbreken van spierweefsel in je lichaam 
  • Zouten
  • Urinezuur
  • Urobiline en bilirubine > stofjes die ontstaan na de afbraak van een rode bloedcel 
  • Dode cellen (uit wanden van de urinewegen)
  • Hormonen (bijv. HCG bij zwangerschap)
  • Afgebroken geneesmiddelen
  • Overige afvalproducten 
1,5 liter per dag
Samenstelling is afhankelijk van voedsel, beweging, samenstelling van je bloed (hoeveel zout, water en afvalstoffen zit daar in?)

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Hoe noem je het proces van extra stoffen toevoegen aan de urine
A
Filtratie
B
Secretie
C
Excretie
D
Reabsorptie

Slide 22 - Quiz

Welk hormoon wordt in de hersenen aangemaakt?
A
Kalium
B
Natrium
C
ADH
D
Chloor

Slide 23 - Quiz

Regelmechanismen nieren
  • Antidiuretisch hormoon > Heropnemen van water gebeurt onder invloed van een dit hormoon.
  • ADH wordt aangemaakt in de hersen.
  •  ADH zorgt dat het bloed meer water opneemt uit de nierbuisjes
  • Concentratie van de afvalstoffen in de voorurine wordt hoger door de werking van ADH.
  • Daardoor meer water in het bloed, waardoor minder zout per hoeveelheid water aanwezig is, het bloed is dus verdund.

Slide 24 - Diapositive

Urine
Bestaat uit: 

- Afvalstoffen ( Uream, creatinine, urinezuur)
- Water
- Zouten
- Schadelijke stoffen

Slide 25 - Diapositive

Filteren

Nieren filteren per dag 200 liter vocht

99% komt weer terug in de bloedsomloop

Bij vocht te kort heb je donkere urine

Bij veel drinken is je urine licht van kleur


Bekijk je ochtendurine, hoe ruikt urine soms?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Wanneer zijn de klachten bij een UWI ernstig?
Klachten bij het plassen, 
hoge koorts, 
pijn onder in de rug, 
algehele malaise
koude rilling
> nierbekkenontsteking (Pyelitis). 



Slide 28 - Diapositive

Wat als je een nierbekkenontsteking niet of slecht behandelt?
Risico op:
  • Urosepsis; Dan gaat de infectie verder in je bloedbaan. 
  • Nierfunctiestoornissen 
  • Lage bloeddruk.​

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

RAAS
  • Bij een lage bloeddruk kunnen de nieren de bloeddruk verhogen (door zouten terug op te nemen uit de nierbuisjes).
  • Dit wordt met behulp van een regulatiesysteem gedaan. Dit systeem heet het RAAS systeem
  • Angiotensine 1 (hormoon) en angiotensine 2 (ander hormoon).
  • Angiotensine twee > verhogen van de sympaticus (gaspedaal van je lichaam).

Slide 37 - Diapositive

Hebben we onze doelen behaald?
  • De anatomie van de nieren benoemen.
  • De functie van de nieren benoemen.
  • Kennis maken met het begrip nefronen.
  • De regelmechanismen van de nieren benoemen.

Slide 38 - Diapositive

Opdracht:
Maak groepjes.
Mocht je een toets krijgen welke drie vragen zouden jullie in de toets verwerken. 
Werk deze vragen uit. 

Slide 39 - Diapositive

Nieren
Belangrijkst functies:
  • schadelijke stoffen en afvalstoffen filteren uit het bloed.
  • overtollig water en zout afvoeren uit het lichaam.

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Van afvalstoffen in het bloed wordt urine gemaakt.
  • Normaal plas je ongeveer 1,5 liter per dag (afhankelijk van innamen.
  • Urine bestaat voor 95% uit water, afvalstoffen, zouten, hormonen en overtollige vitaminen.

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Diapositive

Wat is de belangrijkste functie van de nieren?
A
Zuiveren van bloed, regelen hoeveelheid water en zout, reguleren bloeddruk en maken hormonen,
B
Filteren het bloed
C
Maken hormonen aan
D
Zorgen voor juiste balans tussen water en bloed

Slide 49 - Quiz

schuimende urine kan duiden op
A
teveel bier gedronken hebben
B
nierstenen
C
diabetes
D
mogelijke ontsteking

Slide 50 - Quiz

Wanneer iemands nieren niet goed werken, dan moet deze persoon worden
A
gedottert
B
gedialiseerd
C
gereanimeerd
D
gesteriliseerd

Slide 51 - Quiz

Met 1 nier kan je leven
A
Ja
B
Nee
C
Uiterlijk een half jaar

Slide 52 - Quiz