Werkwoordspelling les 6: vdw als bijvoeglijk naamwoord

WERKWOORDSPELLING
                                 
                                Nederlands klas3
                                         P1 - 24/25                                             


1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

WERKWOORDSPELLING
                                 
                                Nederlands klas3
                                         P1 - 24/25                                             


Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van deze les weet je ...

... welke regel je toepast bij het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.



Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Bijvoeglijk gebruikt werkwoord
Het niet te aanvaarden voorstel (het aanvaarde voorstel)
Vier te bekleden stoelen (de beklede stoelen)

Na 'te' gebruik je altijd de infinitief. 

We hebben hier dus eigenlijk niet te maken met een bijvoeglijk gebruikt werkwoord.

Slide 5 - Diapositive

Kies het juiste antwoord

Het (typen) adres
A
getypete
B
getypte

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste antwoord

Het (verlichten) tuinpad
A
verlichten
B
verlichtte
C
verlichte
D
verlichtten

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm van de werkwoorden in

In de door de storm (vellen) boom staan de namen (kerven) van vele verliefden.

Slide 8 - Question ouverte

Verder aan de slag!

Maak van de werkwoorden, die tussen haakjes staan, een bijvoeglijk naamwoord (voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord).

Slide 9 - Diapositive

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.

1. Het ... vliegtuig. (landen)

Slide 10 - Question ouverte

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.

2. De ... cadeaus. (verloten)

Slide 11 - Question ouverte

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.

3. Het ... deeg. (kneden)

Slide 12 - Question ouverte

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.

4. De ... plantjes. (potten)

Slide 13 - Question ouverte

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.

5. De ... tuin. (omspitten)

Slide 14 - Question ouverte

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.

6. Het ... kind. (redden)

Slide 15 - Question ouverte

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.

7. De ... jongen. (vallen)

Slide 16 - Question ouverte

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.

8. De ... bejaarde. (schrikken)

Slide 17 - Question ouverte

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.

9. De ... aardappelen. (aanbranden)

Slide 18 - Question ouverte

Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.

10. Het ... zakgeld. (beloven)

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive