H1F Leesvaardigheid H4 incl. uitleg boekje leesv.

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Lesplanning

* invullen enquête grammatica

* planning komende periode

* ophalen kennis leesvaardigheid H1 t/m H3

Enquête

Je vult de enquête die in Teams staat in.

Formuleer je antwoorden in complete zinnen en gebruik hoofdletters, leestekens en de juiste spelling. Controleer ook je eigen antwoorden.

Planning komende periode

De komende weken gaan we aan de slag met leesvaardigheid en de krantenopdracht.

Vandaag is eerst leesvaardigheid aan de beurt.

Elke laatste les van de week moet het huiswerk af zijn. Je krijgt een overzicht van alle weektaken.

De krantenopdracht maak je in een groep van 4 of 5. Deze worden door mij ingedeeld. Volgende week krijg je meer uitleg over deze opdracht. 

Herhaling leesvaardigheid H1 t/m H3

Wat weet je nog van ...?

1. Hoe schrijf je het onderwerp van een tekst op?

2. Hoe vind je het onderwerp van een tekst? (Waar kijk je naar?)

3. Wat zijn deelonderwerpen?

4. Als je het deelonderwerp van een tekst wil weten, gebruik je globaal lezen als strategie. Wat doe je dan?

5. Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

6. Hoe schrijf je de hoofdgedachte van een tekst op?

Jullie krijgen een deel van het goede antwoord op bovenstaande vragen. Vind het andere deel of delen van het antwoord bij een klasgenoot.

Jullie hebben nu, als het goed is, een compleet antwoord geformuleerd.

Wat valt je op aan die antwoorden?

Lesdoelen

Je kunt:

• tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
• chronologische, opsommende, toelichtende en tegenstellende verbanden in een tekst herkennen.

Jullie krijgen een boekje leesvaardigheid uitgereikt. Aan het einde van deze lessenserie lever je deze volledig ingevuld bij mij in.

Ook krijgen jullie een blad met weektaken. Zo kan je goed zien wat je welke week als huiswerk moet maken.

Hoofdstuk 1 t/m 3 leesvaardigheid

In tweetallen (of drietallen) maken jullie een eigen oefentoets over hoofdstuk 1 t/m 3 leesvaardigheid.

Van elk hoofdstuk maak je 2 meerkeuzevragen over de theorie. Dus in totaal heb jullie 6 vragen per groepje.

Tekstverbanden en signaalwoorden

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Dat noem je een tekstverband.

Je kunt een tekstverband vaak herkennen aan signaalwoorden.

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'ook'?

1. concluderend tekstverband
2. chronologisch tekstverband
3. redengevend tekstverband
4. opsommend tekstverband

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'binnenkort'?

1. chronologisch tekstverband
2. opsommend tekstverband
3. tegenstellend tekstverband
4. toelichtend tekstverband

Het regent, maar toch schijnt de zon.

1. opsommend tekstverband
2. chronologisch tekstverband
3. tegenstellend tekstverband
4. toelichtend tekstverband

Signaalwoord ’bijvoorbeeld’ verwijst naar een

1. samenvattend tekstverband
2. toelichtend tekstverband
3. tegenstellend tekstverband
4. opsommend tekstverband

Welke vragen heb je nog?

Ik kan chronologische, opsommende, toelichtende en tegenstellende verbanden aan de hand van signaalwoorden in een tekst herkennen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

010

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?

😒🙁😐🙂😃