2. NT 2

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs

Doel:

Oefenen met verdelen van een woord in klankgroepen

Lange korte klankgroepen

Klinkers en medeklinkers

Klinkers & medeklinkers

Om de korte en lang klank in een woord goed te spellen, moet je het woord in klankgroepen verdelen

Hoor je een lange klank aan het einde van een klankgroep dan schrijf je 1 klinker: MANEN 

Hoor je een korte klank aan het einde van een klankgroep dan schrijf je twee medeklinkers: MANNEN

Hoor je een lange klank, maar aan het einde een medeklinker, dan blijven de twee klinkers staan: MAANDEN

Hoor je een lange klank aan het einde van een klankgroep dan schrijf je 1 klinker: MANEN

 

Hoor je een korte klank aan het einde van een klankgroep dan schrijf je twee medeklinkers: MANNEN

Hoor je een lange klank, maar aan het einde een medeklinker, dan blijven de twee klinkers staan: MAANDEN

hak in klankgroepen: beleven

be - le- ven

1e = kort

2e = lang, geen medeklinker dus 1 klinker (e)

3e = kort

hak in klankgroepen: hebbeding

he -bbe-ding

1. kort en daarom dubbele medeklinker

2.  kort 

3.  kort, medeklinkers -ng

hak in klankgroepen: maanden

maan-den

1. lange klank, op het eind een medeklinker. Dus 2 klinkers.

2. kort

hak in klankgroepen: manen

ma-nen

1. lang, geen medeklinker dus 1 A

2. kort

hak in klankgroepen; mannen

ma-nnen

1. kort, dus 1 A

2. kort, dubbele medeklinker. 

Anders staat er maaaaanen

Korte en lange klanken.

Vaak - lang

Vak - kort

Leeg- lang

Leg - kort