h2 1a

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Test unit 2

1. Words
2. Present Simple
3. Present Continuous 
4. Persoonlijke voornaamwoorden 

Vertaal: belangrijk

Vertaal: gevaarlijk

Vertaal: verrader

Vertaal: veilig

Vertaal: voorbeeld

Vertaal: chapter

Vertaal: insecure

Vertaal: describe

Vertaal: compare

Vertaal: village

Present Simple

Als je zegt dat iets altijd, vaak of soms gebeurt, gebruik je het hele werkwoord of het hele werkwoord + -s. Dit heet de 'present simple'.

Je gebruikt de present simple ook als je vertelt wat er in een verhaal gebeurt.

Bij he, she en it gebruik je het hele werkwoord +-s.

Bij I, we, they en you gebruik je het hele werkwoord.

Voorbeelden:

I see Hazar in the helicopter.

He wants to kill the President.

We run to the trees.

Present Continuous

Als je duidelijk wilt maken dat iets nu gebeurt, dan gebruik je am / is / are + een woord eindigend op -ing. Zo maak je de present continuous: am / are / is + werkwoord + -ing:

I am working

you are working

he / she / it is working

we are working

they are working

Voorbeelden:

He is watching the helicopter.

I am looking at the President.

We are walking to the forest.

Gebruik de Present Simple

My parents ........... (to visit) my grandmother every week.

Gebruik de Present Simple

Laura ......... (to like) to play tennis.

Gebruik de Present Simple

My cat always ............. (to bite) me.

Gebruik de Present Continuous

They ........ (to dance) together.

Gebruik de Present Continuous

I ......... (to listen) to her.

Gebruik de Present Continuous

Martin ............. (to write) a letter.

Vul het persoonlijke voornaamwoord in.

I always listen to ..... (haar).

Vul het persoonlijke voornaamwoord in.

(zij, meervoud) ........ are helping ..... (hem)

Vul het persoonlijke voornaamwoord in.

I can't find .... (hun)