A2+H2 02/02/2021 (alinea- en zinsverbanden)

H2 + A2
2 februari 2021
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

H2 + A2
2 februari 2021

Slide 1 - Diapositive

Aan het eind van de les kun je...

  • het verschil benoemen tussen alinea- en zinsverbanden.
  •  benoemen wat een signaalwoord is. 
  • drie alineaverbanden benoemen met bijbehorende signaalwoorden.

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Signaalwoorden 
  • Alineaverbanden 
  • Zinsverbanden 
  • Opdracht 6

Slide 3 - Diapositive

Zinsverbanden

Zinsverband = een verband binnen een zin of tussen zinnen.

VB. Kleine kriebelbeestjes komen al eeuwen op aarde voor. 
Zo houdt de kakkerlak het al meer dan 200 miljoen jaar vol.

 

Slide 4 - Diapositive

Alineaverbanden
Alineaverbanden = een verband tussen alinea's 

VB. Bijvoorbeeld een hond en een kat... 

Een ander voorbeeld is het konijn...

Slide 5 - Diapositive

Verbanden
Verbanden tussen alinea's worden aangegeven door een signaalwoord/ signaalwoorden 

Slide 6 - Diapositive

Uitspraak - opsomming 
    Een uitspraak gevolgd door een opsomming. 

    Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, niet alleen ... maar ook, daarnaast etc. 

    Slide 7 - Diapositive

    Uitspraak - tegenstelling 
    Na een uitspraak wordt het tegenovergesteld beweerd.

    Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds ... anderzijds, daar staat tegenover  

    Slide 8 - Diapositive

    Uitspraak - voorbeeld 
    Een uitspraak of bewering wordt gevolgd door een of meer voorbeelden 

    Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo

    Slide 9 - Diapositive

    Even oefenen

    • Lees tekst 7 (blz. 144) 
    • 2 minuten 
    timer
    2:00

    Slide 10 - Diapositive

    "Ten eerste ...
    Daarnaast ..." (regel 3)

    Welk verband is dit?
    A
    Uitspraak-opsomming
    B
    Uitspraak-tegenstelling
    C
    Uitspraak-voorbeeld

    Slide 11 - Quiz

    "en" (regel 4)

    Welk verband is dit?
    A
    Opsommend verband
    B
    Tegenstellend verband
    C
    Verband met een voorbeeld

    Slide 12 - Quiz

    "Daarnaast" (regel 6)

    Welk verband is dit?
    A
    Uitspraak-opsommend
    B
    Uitspraak - tegenstelling
    C
    Uitspraak-voorbeeld

    Slide 13 - Quiz

    "Maar" (regel 7)

    Welk verband is dit?
    A
    Uitspraak-voorbeeld
    B
    Uitspraak-opsommend
    C
    Uitspraak-tegenstelling

    Slide 14 - Quiz

    Huiswerk 

    Woensdag 3 februari 2021:
    • Maken: opdracht 7 (blz. 144/145)
    • Leren: zins- en alineaverbanden

    Slide 15 - Diapositive