Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
ZYGOTE
EMBRYO
FOETUS
Ander woord voor bevruchte eicel
Het eerste ontwikkelings-stadium
Twee maanden oud
Alle organen zijn aangelegd
Er vormt een ondoordringbaar membraan
Klievingsdelingen
Verplaatsing richting baarmoeder
Innesteling, placenta wordt gevormd
Slide 1 - Question de remorquage
Zijn de klievingsdelingen een voorbeeld van mitose?
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quiz
Waaruit blijkt dat sommige cellen in de G0-fase komen tijdens de vroege ontwikkeling van het embryo?
A
Er vindt mitose plaats
B
Er vindt celspecialisatie plaats
C
Sommige cellen delen niet meer
D
Cellen gaan helemaal nog niet in de G0-fase
Slide 3 - Quiz
De navelstrengslagader / navelstrengader vervoert bloed rijk aan zuurstof & voedingstoffen van de placenta naar de foetus.
A
Navelstrengader
B
Navelstrengslagader
Slide 4 - Quiz
GESLACHTS-
ORGANEN
Onder invloed van het Y-chromosoom
Vrouwen: XX
Mannen: XY
LET OP: variatie bestaat.
Slide 5 - Diapositive
Waarom bereiken weinig vrouwen een orgasme door enkel penetratie van de vagina?
Slide 6 - Question ouverte
HAPLOID & DIPLOID
Haploïd (n) = van alle
chromosomen is één
exemplaar aanwezig.
Diploïd (2n) = van alle
chromosomen zijn twee
exemplaren aanwezig.
Slide 7 - Diapositive
MEIOSE
BINAS 76B2
Twee celdelingen:
Meiose I - de chromosomen-
paren worden gesorteerd &
verdeeld over 2 dochtercellen
Meiose II - de chromatiden
gaan uit elkaar en worden
verdeeld
Bij de meiose ontstaan dus 4
unieke dochtercellen!
Slide 8 - Diapositive
Is een eicel haploïd of diploïd? Leg uit!
Slide 9 - Question ouverte
Bij welk proces treedt bij de meeste dieren meiose op?
A
Bij de vorming van geslachtscellen
B
Bij ongeslachtelijke voortplanting
C
Bij de versmelting van voortplantingscellen
D
Bij de celdelingen in de huid en andere organen
Slide 10 - Quiz
Wat is een verschil tussen de eicelproductie van de vrouw en de zaadcelproductie van de man?
Slide 11 - Question ouverte
MITOSE
MEIOSE I
MEIOSE II
2n --> 2n + 2n
2n --> n + n
n --> n + n
Slide 12 - Question de remorquage
ONTSLUITING
UITDRIJVING
NAGEBOORTE
Door oxytocine
De baarmoedermond opent zich door weeën
Vruchtvliezen breken, vruchtwater loopt weg
Persweeën
Sinaasappel door neusgatfase
Naweeën
Placenta komt naar buiten
Slide 13 - Question de remorquage
Om welke reden worden voorafgaand, tijdens of na de zwangerschap onderzoeken uitgevoerd?
Slide 14 - Question ouverte
Welke vorm van anticonceptie beschermt ook tegen SOA's?
Slide 15 - Question ouverte
Wat kun je verder nog doen tegen SOA's?
Slide 16 - Question ouverte
Vier organen zijn: 1) een ovarium van een niet-zwangere vrouw van 30 jaar; 2) de baarmoeder van een niet-zwangere vrouw van 30 jaar; 3) de prostaat van een man van 30 jaar; 4) een testis van een man van 30 jaar.
Gedurende een etmaal wordt de concentratie van geslachtshormonen bepaald in het bloed van de aders en van de slagaders van deze vier organen. (Slagaders brengen bloed naar een orgaan.)
Bij welk(e) van deze organen zal de concentratie van geslachtshormonen in het bloed van de ader hoger zijn dan die in het bloed van de slagader?
A
Alle
B
1, 2 en 4
C
1 en 4
D
Alleen 4
Slide 17 - Quiz
Tijdens de embryonale ontwikkeling vinden klievingen plaats. Waar vinden de eerste klievingen bij de mens plaats? Wordt het embryo door deze klievingen duidelijk groter?
A
Klievingen vinden plaats in de eileider en het embryo wordt niet groter.
B
Klievingen vinden plaats in de baarmoeder en het embryo wordt groter.
C
Klievingen vinden plaats in de eileider en het embryo wordt groter.
D
Klievingen vinden plaats in de baarmoeder en het embryo wordt niet groter.
Slide 18 - Quiz
Zwangerschapstesten berusten op het aantonen van een hormoon, dat alleen aan het begin van zwangerschap gemaakt wordt. Welk hormoon is dat?
A
Progesteron
B
HCG
C
Oxytocine
D
Oestrogeen
Slide 19 - Quiz
Welke in de spieren gevormde stof leidt tot het vermoeide gevoel dat in die spieren optreedt?
Slide 20 - Question ouverte
Vinden in de gistcellen in rijzend deeg alleen assimilatieprocessen, alleen dissimilatieprocessen of beide typen processen plaats?
A
Alleen assimilatie
B
Alleen dissimilatie
C
Beide processen
Slide 21 - Quiz
In de afbeelding is schematisch een plantecel weergegeven. De in de cel aanwezige onderdelen zijn niet alle op dezelfde schaal getekend. Eén van de organellen is met P aangegeven. Over organel P wordt een aantal beweringen gedaan. Welke van deze beweringen is of zijn juist?
A
In P vindt aërobe dissimilatie plaats.
B
In P vindt anaërobe dissimilatie plaats.
C
In P vindt assimilatie plaats
D
In P vindt voortgezette assimilatie
Slide 22 - Quiz
Hebben jullie nog vragen? (ter voorbereiding op de toets)?
Slide 23 - Question ouverte
TIPS
de examentraining, oefentoets of extra opgaven voor H4 en H5 te maken (zie online leeromgeving)
de toepassingsopdrachten te maken
te leren op je eigen manier voor H4 & H5 (bijv. samenvatting maken).
start bij de 'leerdoelen samengevat' en 'begrippen'. Ga van daaruit je kennis verder opbouwen.
de BINAS tabellen die vermeld staan op pagina 159 en 195 door te nemen & te kijken hoe je deze kunt gebruiken voor de toets.
ALS JE VRAGEN HEBT STEL ZE VIA TEAMS, zoals jullie zien heb ik een 'vragenbank' opgesteld. Hier zal ik jullie vragen beantwoorden.