V5 les 9 Overlopende posten

Energierekening € 280 betaald

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide
1 / 20
suivant
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 65 min

Éléments de cette leçon

Energierekening € 280 betaald

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 1 - Quiz

Inkoop nieuwe voorraad voor € 300

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 2 - Quiz

Afschrijving computers € 140

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 3 - Quiz

Inkoopwaarde van de omzet deze maand: € 500


A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 4 - Quiz

Nieuwe inventaris van € 400 aangeschaft

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 5 - Quiz

Rentekosten zijn:
A
uitgaven die geen kosten zijn.
B
vervelend.
C
kosten die ook uitgaven zijn.
D
kosten die geen uitgave zijn.

Slide 6 - Quiz

Wat behoort tot de kosten maar niet tot de uitgaven?
A
De aanschaf van een nieuwe bedrijfsauto
B
Het betalen van de energierekening
C
Een privé-opname
D
De afschrijving op inventaris

Slide 7 - Quiz

af te dragen BTW:
A
kosten
B
uitgaven
C
uitgaven die geen kosten zijn.
D
kosten die geen uitgave zijn.

Slide 8 - Quiz

Factuur betaald van schoonmaakkosten van vorige maand
€ 300

A
Kosten
B
Uitgave
C
Beide

Slide 9 - Quiz

aflossing van een lening:
A
kosten
B
uitgaven
C
kosten die geen uitgave zijn
D
uitgaven die geen kosten zijn.

Slide 10 - Quiz

Je betaalt het telefoonabonnement vooruit.
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 11 - Quiz

Machines
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquiditeiten

Slide 12 - Quiz

Vooruitbetaalde bedragen
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquiditeiten

Slide 13 - Quiz

Te vorderen Btw
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquiditeiten

Slide 14 - Quiz

Vooruitontvangen bedragen
A
Eigen vermogen
B
Kort vreemd vermogen
C
Lang vreemd vermogen
D
Telt niet mee

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Overlopende posten

Slide 17 - Diapositive

Overlopende posten staan op de balans bij
A
activa en vlottende activa
B
vlottende activa en liquide middelen
C
vlottende activa en kort vreemd vermogen
D
geen van deze antwoorden is juist

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive