7.3 + 7.4

7.3 + 7.4
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

7.3 + 7.4

Slide 1 - Diapositive

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Ionen
20 min
-Zoutvorming
20 min
-Oefenen
20 min

Slide 2 - Diapositive

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 7.3 + 7.4

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Diapositive

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?
  • Je kunt de ontleedbare stoffen (verbindingen) onderverdelen in moleculaire verbindingen en ionaire verbindingen (zouten).
  • Je kunt uitleggen hoe positieve en negatieve ionen ontstaan.
  • Je kunt de namen en notaties van een aantal veelvoorkomende  ionen geven.
  • Je kunt aangeven of metaalionen en niet-metaalionen positief of negatief geladen zijn.
  • Je kunt benoemen dat ionaire verbindingen (zouten) verbindingen zijn tussen positieve ionen en negatieve ionen.
  • Je kunt de verhoudingsformule van zouten met enkelvoudige en meervoudige ionen opstellen.
  • Je kunt beschrijven wat een samengesteld ion is.
  • Je kunt uitleggen dat de totale positieve lading in een zout gelijk is aan de totale negatieve lading.

Slide 5 - Diapositive

De 3 categorieën
Hier kun je bijna alle stoffen indelen:
  1. Enkelvoudige stof
  2. Moleculaire stof
  3. Zout

Hoe weet je tot welke categorie een stof behoort?


Slide 6 - Diapositive

Enkelvoudige stoffen
Dit zijn stoffen die maar uit enkele atomen bestaan.
  • Alle zuivere metalen bestaan alleen uit hun atomen. (ijzer bestaat uit losse ijzeratomen)
  • Ook stoffen met niet-metaalatomen bestaan, zoals koolstofpoeder, fosfor, zwavel, etc.

Slide 7 - Diapositive

Moleculaire stoffen
Dit zijn moleculen die bestaan uit niet-metaalatomen. (alle atomen die rechts staan in het periodiek systeem + waterstof)

Voorbeelden van moleculaire stoffen zijn CO2, H2O, C6H12O6, NO3, etc.

Slide 8 - Diapositive

Zouten
Zouten zijn stoffen die bestaan uit een combinatie van positieve en negatieve ionen

Daarom worden zouten ook wel ionaire verbindingen genoemd.

Zoals tafelzout (NaCl).

Slide 9 - Diapositive

Zijn de volgende stoffen enkelvoudig, moleculair of een zout?
Enkelvoudig
Zout
Moleculair
AgBr
CH4
Fe
O2

Slide 10 - Question de remorquage

Wat weten we al/nog van ionen?

Slide 11 - Carte mentale

Ionen
Een ion is een atoom met teveel of te weinig elektronen (geladen atoom).
Dit laat je zien door een + of een - bij het atoom rechtsboven erbij te zetten.

Voorbeeld:
  • Goud-ion: Au⁺, deze komt een elektron (e⁻) te kort, dus een positief ion.
  • Bromide-ion: Br⁻, deze heeft een elektron (e⁻) te veel, dus een negatief ion.


Slide 12 - Diapositive

Een zuurstofatoom heeft 8 protonen en 9 elektronen. Wat is de lading?
A
1+
B
1-
C
0

Slide 14 - Quiz

Ionen
Metaalionen kunnen verschillende ladingen hebben:
  • zoals Au+ of Au3+
  • Je geeft in de naam van het metaalion daarom Romeinse cijfers!

Voorbeeld:
Ijzer(II)ion: Fe²⁺
Ijzer(III)ion: Fe³⁺

Slide 15 - Diapositive

Ionen
Welke ionen zijn positief geladen en welke negatief?
  • Metalen: positief geladen
  • Niet-metalen: negatief geladen

Niet-metaalatomen krijgen een negatieve lading en de uitgang '-ide' in de naam. Bijvoorbeeld uit chloor ontstaat het chloride-ion

Slide 16 - Diapositive

Binas
In de Binas staat een tabel met een hoop ionen, en de desbetreffende ladingen. 

Zorg dat je deze makkelijk kan vinden!!!

Slide 17 - Diapositive

Zet de ionen op de juiste plek.
Metalen
Niet-metalen
Ag+
Cu2+
Cl-
S2-

Slide 18 - Question de remorquage

Zet de juiste ionen bij de juiste ladingen.
2-
3+
1+
1-
IJzer(III)
Zuurstof
Natrium
Fluor

Slide 19 - Question de remorquage

Samengestelde ionen
Tot nu toe hebben we gezien dat ionen bestonden uit enkele atomen.
Bijvoorbeeld: Fe²⁺, Br⁻, O²⁻, Ca²⁺

Ionen kunnen ook uit meerdere atomen bestaan. Deze heten samengestelde ionen.

Ken deze uit je hoofd!!!

Slide 20 - Diapositive

Zouten
Zouten (ionaire verbindingen) bestonden uit metaal atomen en niet-metaalatomen.

Dat betekent dat zouten dus altijd bestaan uit + ionen en - ionen.

Slide 21 - Diapositive

Zouten samenstellen
Zouten zijn altijd neutraal, dit betekent dat er net zoveel + lading als - lading in een zout moet zitten.

Als je een zout hebt met K+ en O2-, dan heb je dus 2 K+ nodig om een neutraal zout te maken, K2O.

In de Binas staat een tabel met de ladingen van alle ionen die je op toetsen en examens tegenkomt!


Slide 22 - Diapositive

Samenstelling zouten
Hoe kom je achter de formules van zouten?
  1. Ken de onderdelen van een zout:
    Natriumchloride, bestaat uit het metaalion natrium en het niet-metaalion chloor.

  2. Welke lading hebben beide ionen?
    Natrium = Na⁺, chloor = Cl⁻

  3. Een zout moet neutraal zijn:
    Na⁺ heeft een lading van 1+, Cl⁻ heeft een lading van 1-, van allebei is dus maar 1 atoom nodig, NaCl. De naam van het zout wordt dan, natriumchloride.




Slide 23 - Diapositive

Geef de formule van ijzer(III)chloride.

Slide 24 - Question ouverte

Hoeveel fluorionen heb je nodig om met Cu2+ een zout te maken?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quiz

Kwik(II)thiocyanaat bestaat uit kwik(II)ionen en thiocyanaationen. Welke lading heeft het thiocyanaation?
A
1-
B
2-
C
3-
D
4-

Slide 26 - Quiz

Geef de formule van magnesiumfosfaat.

Slide 27 - Question ouverte

Let op!
Wanneer er meerdere samengestelde ionen in een zout zitten, moet het tussen haakjes.

Voorbeeld:
Wel: Al2(SO4)3
Niet: Al2SO43

Slide 28 - Diapositive

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 7 Paragraaf 3:
2, 3, 5, 7, 9, 10, 11, 12

Hoofdstuk 7 Paragraaf 4:
3, 4, 6, 7, 9

Slide 29 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 30 - Diapositive