NL blok 3 - week 6 - herhaling zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Week 6

Les 1

- Herhaling van de zinsdelen.

Hoeveel punten had je op de toets over zinsdelen?

Geen idee

0-5

5-10

11+

Wist jij niet hoeveel punten je had????!!!?!!

- Hoe wil je dan je toets verbeteren?

- Ga nu kijken. 

- We vullen de pol opnieuw in.

Hoeveel punten had je op de toets over zinsdelen?

Geen idee

0-5

5-10

11+

Sleep de tekst naar het juiste, rode vak. Let op! Er moeten twee teksten overblijven. 

Het werkwoordelijk gezegde

Het onderwerp

Het lijdend voorwerp

Alle werkwoorden uit de zin, inclusief 'te' als dit voor een heel werkwoord staat.

Alle werkwoorden in de zin, let op: 'te' hoort er niet bij.

Wie/wat + ww gez. + ow

Wie/wat + ww gez.

Aan wie/wat + ww gez. + ow

Klassikaal oefenen

Je gaat straks een aantal open vragen beantwoorden.

Hou zelf bij welke vraag je goed had en welke je fout had. Noteer dat voor jezelf op papier of digitaal. 

Niet ''in je hoofd'' onthouden, want dan raak je de tel kwijt. 

Het werkoordelijk gezegde:

- Dat zijn alle werkwoorden uit de zin. 

- Inclusief het woordje 'te' maar alleen wanneer dit voor een heel werkwoord staat! 

''Morgen ga ik winkelen. ''
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

''Loop niet zo te zeuren.''
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

''Jij hebt echt te veel koekjes gegeten.''
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

''Ik probeer al de hele dag mijn mail te openen.''
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Het onderwerp in de zin.

- Wie/ wat + het werkwoordelijk gezegde.

- Het onderwerp voert de handeling uit. 

''De kinderen gaven de witte muis een stukje kaas.''
Wat is het onderwerp in deze zin?

''Het miljoenenbedrijf is op zoek naar een nieuwe directeur.''
Wat is het onderwerp in deze zin?

''Aan Hendrik leende de bank wel drie ton.''
Wat is het onderwerp in deze zin?

''Van mijn moeder mag ik niet de hele dag gamen.''
Wat is het onderwerp in deze zin?

Het lijdend voorwerp

- Wie/wat + ww gez. + onderwerp?

Het antwoord op die vraag moet 'logisch' zijn.

- Het onderwerp doet iets met het lijdend voorwerp. 

- Is nooit een tijd of plaats.

- Begint nooit met een voorzetsel. 

- Er bestaan zinnen zonder lijdend voorwerp. 

''Morgen ga ik winkelen.''
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

''Dan ga ik allemaal cadeautjes kopen voor mijn zusje.''
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

''Daarna zal ik niet veel geld overhouden.''
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

''Moet jij jouw schrijfdossier nog bij mij inleveren?''
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

''Ik denk aan chocola.''
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Denk jij dat je de herkansing nu beter gaat maken?

Ja

Nee

Herkansing: zinsdelen

- Ik zet de herkansing online. 

- Je hebt tot vanavond 22.00 uur de tijd om de herkansing te maken.

Fijne dag!