9 Koppelwerkwoorden HSX

Grammatica
Het koppelwerkwoord
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica
Het koppelwerkwoord

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
 Je weet wat de functie is van een koppelwerkwoord.
Je weet wat de koppelwerkwoorden zijn.
Je kunt een koppelwerkwoord herkennen in een zin.
Je kunt zelf zinnen maken met een koppelwerkwoord erin.
Je kunt hulpwerkwoorden, zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden onderscheiden.

Slide 2 - Diapositive

Soorten werkwoorden
Naast het
Zelfstandig werkwoord (zww)
En het hulpwerkwoord (hww)
Heb je ook een Koppelwerkwoord (kww)
Een koppelwerkwoord komt voor in het naamwoordelijk gezegde, hierover leer je later meer.

Slide 3 - Diapositive

Er zijn negen koppelwerkwoorden:
Zijn
Worden
Blijven
Blijken
Lijken
Schijnen
Heten
Dunken
Voorkomen

Slide 4 - Diapositive

Een koppelwerkwoord (kww) geeft géén handeling aan. Het koppelt het onderwerp van een zin aan het deel waarin een bijvoeglijk of een zelfstandig naamwoord staat. Het onderwerp doet niet iets, maar IS iets.

Slide 5 - Diapositive

Shayla is een gezellige vriendin.
Shayla is het onderwerp. 
IS geeft geen handeling aan. 
IS koppelt Shayla aan 'een gezellige vriendin'.


 

Slide 6 - Diapositive

De leraar wordt ongeduldig van je gezeur:
'De leraar' is het onderwerp.
'Wordt' geeft geen handeling aan.
'Wordt' koppelt ongeduldig aan 'de leraar'. 

Slide 7 - Diapositive

Tips:  1/2
Als het KWW het onderwerp koppelt aan een deel met een zelfstandig naamwoord dan kan je het koppelwerkwoord vaak vervangen voor een = teken. (Shayla = een gezellige vriendin).


Slide 8 - Diapositive

Tips 2/2
Als het KWW het onderwerp koppelt aan een deel met een bijvoeglijk naamwoord dan kun je het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord in het onderwerp plaatsen. 
Het woord noemt een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord. 
Dan kan je het koppelwerkwoord weglaten.
   
(Bijvoorbeeld: De leraar is/ wordt ongeduldig ->De ongeduldige leraar).

Slide 9 - Diapositive

EVEN OEFENEN

Slide 10 - Diapositive

Wat is het KWW?
 Welke delen van de zin worden gekoppeld?

Slide 11 - Diapositive

1/2
Gelukkig wordt het weer in het weekend zomers.

Slide 12 - Diapositive

2/2
wordt
Het koppelt zomers aan het weer

Slide 13 - Diapositive

1/2
Een uitstapje naar Lille lijkt me erg leuk.

Slide 14 - Diapositive

2/2
Lijkt
Het koppelt erg leuk aan een uitstapje naar Lille

Slide 15 - Diapositive

1/2
Die man tegenover mij in de bus kwam mij heel bekend voor.

Slide 16 - Diapositive

2/2
Kwam voor (voorkomen)
Het koppelt 'heel bekend' aan 'Die man tegenover mij in de bus'.

Slide 17 - Diapositive

1/2
Ons reisje naar het Archeon blijft na al die jaren nog steeds interessant.

Slide 18 - Diapositive

2/2
Blijft
Het koppelt interessant aan 'Ons reisje naar het Archeon'.

Slide 19 - Diapositive

1/2
De kerstmusical was een groot succes.

Slide 20 - Diapositive

2/2
Was
Het koppelt de kerstmusical aan een groot succes

Slide 21 - Diapositive

1/2
Nederlands blijft voor mij een makkelijk vak.

Slide 22 - Diapositive

2/2
Blijft
Het koppelt een makkelijk vak aan Nederlands.

Slide 23 - Diapositive

Einde oefening
Nu nog een klein beetje extra uitleg.

Slide 24 - Diapositive

Een HWW én een KWW
In een zin kunnen ook een HWW én een KWW voorkomen. Het KWW is dan een voltooid deelwoord óf een infinitief.

Slide 25 - Diapositive

Junior is twee weken ziek geweest:
gezegde = is geweest

is = HWW
geweest = KWW

Slide 26 - Diapositive

Zal hij nu voorlopig niet meer ziek zijn?
gezegde = zal zijn

zal = hww
zijn = kww

Slide 27 - Diapositive

De werkwoorden zijn/ worden en blijven kunnen als kww én als hww worden gebruikt.

De werkwoorden zijn en blijven kunnen ook als zww worden gebruikt. Ze hebben dan de betekenis van 'zich ergens bevinden'. 

Slide 28 - Diapositive

Junior is ziek
is = kww
Junior is ziek geweest
is = hww
Junior is weer op school
is = zww
De winkel blijft twee weken dicht
blijft = kww
De winkel blijft twee weken gesloten
blijft = hww
De winkel blijft in de hoofdstraat
blijft = zww
De serie wordt steeds spannender
wordt = kww
De serie wordt niet meer uitgezonden
wordt = hww
Een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!

Slide 29 - Diapositive

Resumerend
 De lesdoelen waren:
Je weet wat de functie is van een koppelwerkwoord.
Je weet wat de koppelwerkwoorden zijn.
Je kunt een koppelwerkwoord herkennen in een zin.
Je kunt zelf zinnen maken met een koppelwerkwoord erin.
Je kunt hulpwerkwoorden, zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden onderscheiden.
Doelen bereikt?


Slide 30 - Diapositive

EINDE

Slide 31 - Diapositive