Hoofdstuk 14 - Reageren

Hoofdstuk 14 - Reageren
BINAS tabellen: 87C, 88, 89
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 38 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 14 - Reageren
BINAS tabellen: 87C, 88, 89

Slide 1 - Diapositive

14.1
1. Je beschrijft de bouw, werking en plaats van de verschillende typen spieren.
2. Je beschrijft op molecuulniveau de samentrekking van spiercellen.
3. Je legt het effect van training op de bouw, werking en aansturing van spieren uit.

Slide 2 - Diapositive

Binnen is beginnen

- Telefoon in telefoontas
- Zelfwerkzaamheid, pak je boeken en planner
- Nakijken en aftekenen als je  een paragraaf af hebt
- Om 15:55 bespreken we vraag 13 (14.1)
14.1

1. Je beschrijft de bouw, werking en plaats van de verschillende typen spieren.
2. Je beschrijft op molecuulniveau de samentrekking van spiercellen.
3. Je legt het effect van training op de bouw, werking en aansturing van spieren uit.


Slide 3 - Diapositive

Bespreken 14.1, vraag 13
13a:
- Wat is de functie van glycogeen?
b:
- Wat is het voordeel van een goede doorbloeding?

Slide 4 - Diapositive

Skeletspieren
  • Spieren zitten met pezen vast aan botten
  • Antagonisten
  • Spierbundel met spiervezels 

Slide 5 - Diapositive

Spierweefsel
  • Hartspierweefsel, vertakte ketens, onwillekeurige spier
  • Glad spierweefsel langwerpige spiercellen, bloedvaten en longen, onwillekeurige spieren, langzame samentrekking
  • Dwarsgestreept spierweefsel, spiervezels, willekeurige spieren

Slide 6 - Diapositive

Samentrekking
  • Spiervezel opgebouwd uit actine en myosine
  • Schuiven in elkaar, spierfibril verkort, spier spant aan 

Slide 7 - Diapositive

14.2
4. Je beschrijft hoe onderdelen van het oog samen met de hersenen zien mogelijk maken.
5. Je legt de werking van staafjes en kegeltjes uit en geeft verschillen aan.
6. Je noemt oorzaken van diverse oogproblemen en mogelijke oplossingen.

Slide 8 - Diapositive

Het oog
  • Hoornvlies breekt licht
  • Lens met lensbandjes in straalvormig lichaam, zorgt voor scherp beeld op netvlies door accomoderen
  • Lichtreceptoren (staafjes en kegeltjes) in netvlies
  • Scherpste beeld op gele vlek
  • Vaatvlies achter netvlies, bloedvaten komen via oogzenuw oogbol binnen
  • Oogzenuw verlaat oog bij blinde vlek

Slide 9 - Diapositive

Accomoderen

Slide 10 - Diapositive

Pupilreflex

Slide 11 - Diapositive

Kegeltjes en staafjes
  • Adequate prikkel en drempelwaarde
  • Lichtgevoelig pigment in zintuigcellen breekt af en impuls ontstaat
  • Kegeltjes voor rood, groen en blauw licht
  • Kleurenblind: niet alle typen kegeltjes werken
  • In gele vlek elk kegeltje een eigen zenuwcel, daarbuiten meerdere kegeltjes dezelfde zenuwcel
  • Staafjes lage drempelwaarde, grijstinten

Slide 12 - Diapositive

Verziend en bijziend
  • Bijziend: ver weg niet scherp zien
  • Verziend: dichtbij niet scherp zien

Slide 13 - Diapositive

14.3
7. Je legt het verschil uit tussen het animale en het autonome zenuwstelsel.
8. Je beschrijft de bouw en werking van de onderdelen van het centrale en perifere zenuwstelsel.
9. Je legt uit hoe een regelkring met zintuigen, zenuwen en spieren helpt bij het uitvoeren van bewegingen.

Slide 14 - Diapositive

Binnen is beginnen

- Telefoon in telefoontas
- Zelfwerkzaamheid, pak je boeken en planner
- Nakijken en aftekenen als je  een paragraaf af hebt
- Om 09:55 bespreken we vraag 60 (14.3)
14.3

7. Je legt het verschil uit tussen het animale en het autonome zenuwstelsel.
8. Je beschrijft de bouw en werking van de onderdelen van het centrale en perifere zenuwstelsel.
9. Je legt uit hoe een regelkring met zintuigen, zenuwen en spieren helpt bij het uitvoeren van bewegingen.


Slide 15 - Diapositive

Animaal en autonoom
  • Animaal zenuwstelsel: onder invloed van wil (willekeurig), skeletspieren
  • Autonoom zenuwstelsel: niet onder invloed van wil (onwillekeurig), spieren rondom organen 
  • Indeling op functie

Slide 16 - Diapositive

Autonoom zenuwstelsel: parasympatisch (rust) en orthosympatisch (actief) deel

Slide 17 - Diapositive

Centraal en perifeer
  • Centrale zenuwstelsel (CZS): grote en kleine hersenen, hersenstam, ruggenmerg
  • Perifere zenuwstelsel: zenuwbanen 
  • Indeling op bouw

Slide 18 - Diapositive

Grote hersenen
  • Hersen schors met centra
  • Elk zintuig eigen sensorisch centrum
    - Primair: impulsen omgezet in gewaarwording
    - Secundair: gewaarwording krijgt betekenis 
  • Elk lichaamsdeel eigen motorisch centrum
    - Primair: actie wordt bedacht
    - Secundair: spieren bedienen

Slide 19 - Diapositive

Kleine hersenen
  • Bewegingen soepel laten verlopen
  • Evenwicht
  • Fijne motoriek

Slide 20 - Diapositive

Hersenstam
  • Verbinding tussen ruggenmerg en hersenen
  • Regeling van automatische functies zoals pupilreflex, ademhaling, bloeddruk, slikken

Slide 21 - Diapositive

Ruggenmerg
  • Snelweg voor impulsen van hersenen naar spieren en organen
  • Snelweg voor informatie uit zintuigen naar hersenen

Slide 22 - Diapositive

Zenuwcellen
  • Impulsen ontvangen en doorgeven
  • Gevoelszenuwcel: impulsen van zintuigen naar CZS
  • Schakelcel: impulsen binnen het CZS
  • Bewegingszenuwcel: impulsen van CZS naar spieren en klieren
  • Liggen samen in een zenuw

Slide 23 - Diapositive

Zenuwcellen en zenuwen

Slide 24 - Diapositive

Receptoren
  • Regelkring met receptoren, norm en effectoren
  • Receptoren: licht, mechanisch, chemisch

Slide 25 - Diapositive

Diepte zien
  • Elk oog ziet iets onder een andere hoek
  • Twee beelden via oogzenuwen naar primaire visuele schors
  • Oogzenuwen kruisen in optisch chiasma 

Slide 26 - Diapositive

14.4
10. Je beschrijft de bouw van zenuwcellen.
11. Je legt uit hoe impulsen zich verplaatsen langs het celmembraan en hoe de impulsoverdracht naar andere zenuwcellen verloopt.
12. Je beschrijft een reflexboog.

Slide 27 - Diapositive

Neuron
  • Impulsen ontvangen en doorgeven
  • Dendriet ontvangt impulsen
  • Axon geleidt impulsen van cellichaam af
  • Axon eindigt in synaps, spleet tussen uiteinde neuron en doelwit
  • Cellichamen alle neuronen in of vlak bij CZS

Slide 28 - Diapositive

Natrium-kaliumpomp
  • Membraaneiwitten pompen Na+ de zenuwcel uit en K+ de zenuwcel in
  • Ionentransport bouwt ladingsverschil op
  • Zenuwcel is elektrisch geladen
  • Speciale kanaaltjes kunnen open gaan om ionen naar andere kant te laten stromen, celmembraan ontlaadt op die plaats
  • Deze reactie verplaatst door celmembraan, dit heet een impuls 

Slide 29 - Diapositive

Sprongsgewijze impulsgeleiding
  • Myelineschede met cellen van Schwann voor isolatie, met insnoeringen
  • Impuls springt van insnoering van insnoering
  • Myleine geeft witte kleur (witte stof) 

Slide 30 - Diapositive

Synaps
  • Plaats waar twee zenuwcellen contact maken
  • Eerste membraan uiteinde axon van zendende zenuwcel, tweede membraan dendriet van ontvangende zenuwcel
  • Uiteinde axon maakt neurotransmitter, kan volgende cel stimuleren of remmen om een impuls te maken
  • Bij stimulerende neurotransmitter gaan natriumkanaaltjes open waardoor celmembraan ontlaadt en impuls ontstaat

Slide 31 - Diapositive

Reflexboog
  • Via ruggenmerg, behalve reflexen van het hoofd (via hersenstam)
  • Gevoelszenuwcel - bewegingszenuwcel en schakelcel die dan remmende neurotransmitter afgeeft 
  • Andere schakelcellen geven impulsen reflex door aan hersenschors

Slide 32 - Diapositive

14.5
13. Je beschrijft op welke manier hormonen invloed uitoefenen op lichaamsprocessen.

14. Je legt uit wat negatieve en positieve terugkoppeling is en beschrijft de interactie tussen het zenuwstelsel en het hormoonstelsel.
15. Je beschrijft de bijdrage van het hormoonstelsel aan de regeling van het glucosehalte van het bloed.

Slide 33 - Diapositive

Hormonen
  • Hormoonklier is endocriene klier, geeft hormonen af aan bloed
  • Hormoonreceptoren op doelwitorganen
  • Halveringstijd

Slide 34 - Diapositive

Homeostase
  • In stand houden dynamisch evenwicht
  • Hypothalamus verzamelt informatie, hypofyse regelt de hormoonafgifte
  • Regelkring
  • Normwaarde
  • Negatieve en positieve terugkopppeling

Slide 35 - Diapositive

Regeling hormonen
  • Neuronen in hypothalamus, verbinding zenuwstelsel en hypofyse, produceren releasing hormonen
  • Deze prikkelen hypofyse tot afgifte hypofysehormonen
  • Hypothalamus kan ook neurohormonen maken die via hypofyse aan bloed worden afgegeven

Slide 36 - Diapositive

Eilandjes van Langerhans
  • Bij laag glucosegehalte bloed, productie glucagon alvleesklier
    - glycogeen afgebroken tot glucose
  • Bij hoog glucosegehalte bloed, productie insuline alvleesklier
    - opname glucose door lever en spieren, omzetting in glycogeen

Slide 37 - Diapositive

  • Skeletspieren
  • Spierweefsels
  • Samentrekking spieren
  • Onderdelen en functies oog, staafjes en kegeltjes
  • Accomoderen en pupilreflex, bijziend en verziend
  • Animaal en autonoom, parasympatisch en orthosympatisch, centraal en perifeer
  • Grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam, ruggenmerg
  • Gevoelszenuwcel, schakelcel, bewegingszenuwcel
  • Impulsgeleiding, synapsen, reflexboog
  • Regeling hormonen

Slide 38 - Diapositive