1ha - chapitre 6 - aller + futur proche

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Stof voor de toetsweek

Chap6 Vocabulaire A / B / E / F

           Phrases C / G

           Grammaire D (vraagwoorden)

           Grammaire H (aller/futur proche)

Herhaling

Het bijvoeglijk naamwoord (155)   (bleu- / bleue ..)

Het bezittelijk voornaamwoord        (mon,ma,mes..)

Voltooid deelwoord (43)                 (j'ai parlé...)

Être (158) / Avoir (158)

Werkwoorden op -er                      (je parle)

Français en classe (Frans in de les)

• Tu es en quelle classe?
• Tu aimes la viande / les légumes / le fromage ?

• Quelle heure est-il ?
  

• Tu as quelles matières le lundi?
  
• Quelle est ta matière préférée ?
  
• Qui est ton prof de biologie / maths ?

• Tu as passé un bon weekend?
  
• C'est quand ton anniversaire?
  

Welke onregelmatige werkwoorden ken je?

Tu as quel âge ?

1. J'ai treize ans.
2. Je suis treize ans.

Wij zijn

1. Nous avons
2. On a
3. Vous avons
4. Nous sommes

Jullie hebben

1. Vous avez
2. Nous avons
3. Ils ont
4. Elle a

Ik ga naar school.

1. Je vais au collège.
2. Je vas au collège.
3. Tu vas au collège.
4. Je va au collège.

La francofonie

Cultuuropdracht (globaal)

- Wat houdt 'francofonie' in / wat betekent het?

- Hoeveel mensen spreken er Frans op de wereld.

- In welke werelddelen wordt er veel Frans gesproken?

Cultuuropdracht (detail) : Kies een land waar Frans veel wordt gesproken.

- Hoeveel mensen spreken hier Frans?

- Hoe klinkt de Franse taal (dialect?)?

- Welke typische gerechten eten mensen in dit land?

- Welke belangrijke bezienswaardigheden vind je hier?

- Zoek zelf nog iets op wat je wilt weten.

Conclusie

- Frans leren op school ja of nee (+ leg uit waarom).

Pitch