10-9 Taalschat H5: Overbodige woorden, dubbele ontkenning en verkeerde woorden of uitdrukkingen

In deze les:

  • Lesopening: 
    -  Terugblik op de vorige les

  • Wat weet je al?
    - Klassikaal opdracht 1 maken
    - betekenis moeilijke woorden

  • Uitleg:
    Stappenplan moeilijke woorden

  •  Zelfstandig maken deze les: opdracht 2 t/m 9 op bladzijde 167 t/m 171

  • Terugblik op de les en evaluatie van de leerdoelen

Doelen van de les:
  • Je kunt aan het einde van de les het stappenplan moeilijke woorden toepassen.

  • Je kunt aan het einde van de les opnoemen welke stappen je moet nemen volgens het stappenplan moeilijke woorden. 

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

In deze les:

  • Lesopening: 
    -  Terugblik op de vorige les

  • Wat weet je al?
    - Klassikaal opdracht 1 maken
    - betekenis moeilijke woorden

  • Uitleg:
    Stappenplan moeilijke woorden

  •  Zelfstandig maken deze les: opdracht 2 t/m 9 op bladzijde 167 t/m 171

  • Terugblik op de les en evaluatie van de leerdoelen

Doelen van de les:
  • Je kunt aan het einde van de les het stappenplan moeilijke woorden toepassen.

  • Je kunt aan het einde van de les opnoemen welke stappen je moet nemen volgens het stappenplan moeilijke woorden. 

Slide 1 - Diapositive

Regels vak Nederlands
Iedere week krijg je opdrachten die je moet maken in je schrift.

- Je kijkt de opdrachten zelf goed na en je verbetert je foute antwoorden.

- Je laat deze opdrachten in de eerste les van de nieuwe week aftekenen.

- Niet af of niet goed nagekeken? Dan blijf je na om het alsnog in orde te maken

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 1 (blz. 167)
5. Over taal

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je al?
de betekenis van moeilijke woorden

Slide 4 - Diapositive

Stappenplan moeilijke woorden

Slide 5 - Diapositive

Trefwoord

Slide 6 - Diapositive

Zelfstandig maken deze les:
 opdracht 2 t/m 9 op bladzijde 167 t/m 171

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

Vorige les: homoniemen
Homoniemen zijn woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben.

Bijvoorbeeld:
- muis (van een computer of het dier)
- bank (om op te zitten of geldinstelling)

Slide 10 - Diapositive

Vorige les: homofonen
Homofonen zijn woorden die hetzelfde klinken, maar je schrijft ze anders en ze betekenen iets anders. 

Bijvoorbeeld:
- leiden en lijden
- bond en bont
- licht en ligt

Slide 11 - Diapositive

Vorige les: synoniemen
Synoniemen zijn verschillende woorden met (bijna) dezelfde betekenis.

Bijvoorbeeld:
- aardig, sympathiek en vriendelijk
- misschien, mogelijk en wellicht
- huilen, janken en jengelen

Slide 12 - Diapositive

5.3 Taalfouten

Slide 13 - Diapositive

Overbodige woorden
Soms staan er overbodige woorden in zinnen. Ze zijn niet nodig in de zin.

Voorbeelden:
een mondeling toespraak
Ik wil meteen direct naar huis.

Slide 14 - Diapositive

Dubbele ontkenning
Een dubbele ontkenning is het herhalen van een ontkennend woord in een zin. Er staan dus twee ontkenningen in

Voorbeelden:
Ik heb nooit geen zin om te voetballen.
Marwan gaat nooit niet naar zijn oma.

Slide 15 - Diapositive

Verhaspeling
Bij een verhaspeling verwissel je woorden die op elkaar lijken, maar die een verschillende betekenis hebben. 

Voorbeelden:
Die schoenen kosten te duur.
Ik zie door het bos de bomen niet meer.
Er is een dood lijk gevonden in Amsterdam.

Slide 16 - Diapositive

Verkeerde woorden
Soms gebruik je een verkeerd woord, omdat het erg lijkt op een ander woord.

Voorbeelden:
De twee bedrijven zijn gefusilleerd.
De twee bedrijven zijn gefuseerd. 

Mijn broertje traint mee bij de papillen.
Mijn broertje traint mee bij de pupillen.

Slide 17 - Diapositive

Verkeerde uitdrukkingen
Soms worden uitdrukkingen en spreekwoorden door elkaar gehaald. Zorg ervoor dat je ze op de juiste wijze gebruikt. 

Voorbeelden:
Slapende honden bijten niet.
Slapende honden blaffen niet.

De peer valt niet ver van de boom.
De appel valt niet ver van de boom.

Als je te laat thuiskomt, vind je de kat in de pot.
Als je te laat thuiskomt, vind je de hond in de pot.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Aan de slag!
Zelfstandig afmaken: opdrachten van de afgelopen twee weken (laatste les deze week aftekenen)

  Zelfstandig maken: opdracht 17, 18, 19, 20, 21 en 22 op blz. 174 en 175

Slide 20 - Diapositive