thema opslag, uitscheiding en bescherming

Thema: Opslag, uitscheiding en bescherming
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Thema: Opslag, uitscheiding en bescherming

Slide 1 - Diapositive

Inwendig milieu bestaat uit :bloed en weefselvloeistof
uitwendig milieu: alles buiten het lichaam

Organen die stoffen opnemen
-darmen
-longen
-spieren (opslag)
-lever     (opslag)
-huid      (opslag)
-botten   (opslag)




Organen die stoffen uitscheiden
-longen
-nieren
-lever
-huid

Slide 2 - Diapositive

Zet de prikker op de lever. 
Zet deze op de lever

Slide 3 - Question de remorquage

functies:
  • constant houden van de bloedsuikerspiegel
  • produceren van fibrinogeen.
  • afbreken overtollige eiwitten.
  • produceren van gal.
  • afbreken dode rode bloedcellen (kleur poep)
  • opslaan van mineralen en vitamines
  • ontgiften van het bloed

Ziektes:
Hepatitis (A,B of C) zijn ontstekingen aan de lever
De lever

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Wat doet gal?
A
Vet druppels vergroten
B
Vet druppels verkleinen
C
Vet verwijderen
D
Vet maken.

Slide 6 - Quiz

Emulgeren

Slide 7 - Diapositive

Wat is geen functie van de lever
A
Gal opslaan
B
Gal maken
C
Ontgiften
D
Afvalstoffen uit je bloed halen

Slide 8 - Quiz

Wat is er bijzonder aan het bloed dat de poortader naar de lever brengt
A
Zuurstofrijk
B
Zuurstofarm
C
Voedselrijk
D
Voedselarm

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Vidéo

Werking van de nieren
Afvalstoffen uit het bloed zuiveren (zoals zouten)

Niermerg en nierschors maken hier urine van
Urine wordt verzameld in de nierbekkens

Slide 13 - Diapositive

nierschors (verwijderen afvalstoffen)
niermerg ( verwijderen afvalstoffen)
nierbekken( urine wordt verzameld)
nierslagader ( vol afvalstoffen!)
nierader (gezuiverd bloed)
urineleider (urine afvoeren)

Slide 14 - Diapositive

Tot welk organenstelsel behoren de nieren?
A
Transportstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Uitscheidingsstelsel
D
Zenuwstelsel

Slide 15 - Quiz

De nieren liggen.....
A
Laag in de buikholte
B
In het midden van de buikholte
C
Hoog in de buikholte
D
In de borstholte

Slide 16 - Quiz

verschil lengte urinebuis man en vrouw

Slide 17 - Diapositive

Hieronder zie je een doorsnede van een nier. 
Zet de namen van de onderdelen op de juiste plaats.
nierbekken
nierschors
niermerg
urineleider
nierslagader
niersader

Slide 18 - Question de remorquage

Afvalstoffen volgen een weg door het lichaam. 
Zet de delen waar deze afvalstoffen langsgaan in de juiste volgorde. 
Zet het deel waar de afvalstoffen als eerste komen bovenaan. 
wc 
(boom) ;-o
1
2
3
4
5
6
urine blaas
urine leider
Urine buis
nierslagader
aorta
nier

Slide 19 - Question de remorquage

De juiste volgorde van het uitscheidingsstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 20 - Quiz

De nieren zorgen ervoor dat de hoeveelheid afvalstoffen in je bloed groter wordt.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Blaas
Urineleider
Nier
Nierslagader
Nierader

Slide 22 - Question de remorquage

Wat is de functie van het nierschors en het niermerg samen?
A
afvalstoffen uit het bloed halen
B
water uit het bloed halen
C
urine maken
D
te veel van vitamines uit het bloed halen

Slide 23 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

In afbeelding 7 is een deel van het uitscheidingsstelsel weergegeven. Op plaats P sluit een niersteen de doorvoer helemaal af.

Wat is het gevolg van deze afsluiting?

P
A
Er kan geen afvoer van bloed meer plaatsvinden uit deze nier.
B
Er kan geen afvoer van urine meer plaatsvinden uit de blaas.
C
Er kan geen afvoer van urine meer plaatsvinden uit deze nier.

Slide 24 - Quiz

Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Urineleider
1
2
3
4

Slide 25 - Question de remorquage

De huid.
functie
  • Bescherming tegen stoten en vuil van buitenaf
  • regelen van de temperatuur van het lichaam
  • waarnemen van de omgeving (druk, tast, warmte, koude en pijn)

pigment: kleurstof in je huid
roos: dode huidschilfers
eelt: verdikte hoornlaag

Slide 26 - Diapositive

Wat is de huid?
A
orgaan
B
weefsel
C
orgaanstelsel
D
cel

Slide 27 - Quiz

Huid
Spier
Vet onder de huid

Slide 28 - Question de remorquage

Onderdelen van de huid
bloedvat
Haar
Kiemlaag
Haarzakje
Haarspiertje
onderhuidsbindweefsel
Zweetklier
hoornlaag
talgklier

Slide 29 - Question de remorquage

De huid voorkomt uitdroging. De huid blijft soepel door _____
A
Zweet
B
Vocht
C
Talg
D
Slijm

Slide 30 - Quiz

Je loopt naar buiten en krijgt het koud.
Wat gebeurt er in je huid?
De huid wordt:
A
Bloedvaatjes worden wijd, spieren trekken samen
B
Bloedvaatjes worden nauw, spieren trekken samen
C
Bloedvaatjes worden wijd, zweetklieren produceren zweet
D
Bloedvaatjes worden nauw, zweetklieren produceren zweet

Slide 31 - Quiz

De huid:

De huid bestaat uit verschillende onderdelen. In welk deel liggen je zintuigen in de huid?
A
Hoornlaag
B
Kiemlaag
C
Lederhuid

Slide 32 - Quiz

Afweer

Slide 33 - Diapositive

Afweer
Het tegenhouden en bestrijden van ziekteverwekkers. 
ziekteverwekkers: lichaamsvreemde stoffen. (antigenen)

3 manieren door ons lichaam:
1. met de huid
2. slijmvliezen in luchtwegen
3. zoutzuur in maagsap. 

Slide 34 - Diapositive

Infectie 
- een ziekteverwekker (bacterie, virus, schimmel) is in je lichaam gekomen. 
- je lichaam gaat actief de ziekteverwekker bestrijden: het afweersysteem gaat werken. 
- witte bloedcellen horen bij het afweersysteem: ze maken ziekteverwekkers onschadelijk. (soort pacman/ soldaten)

Slide 35 - Diapositive

antistoffen

Slide 36 - Diapositive

Antistoffen
- witte bloedcellen kunnen de ziekteverwekkers dus 'pakken' en      onschadelijk maken.
- witte bloedcellen kunnen ook antistoffen maken. 
    antistoffen: stofjes die tegen de ziekteverwekker aanplakken       en die daarmee onschadelijk maken.
- veel verschillende antistoffen 

Slide 37 - Diapositive

Immuun
Immuun: je wordt niet meer ziek van een bepaalde ziekte.
doordat je al antistoffen hebt aangemaakt. 

Je bent al eens eerder met deze ziekte besmet geweest. 
Je lichaam heeft antistoffen gemaakt.
De witte bloedcellen 'onthouden' hoe ze deze antistof moeten maken. 

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Wat zijn ziekteverwekkers?
A
Schimmels
B
Virussen
C
Parasieten
D
Bacteriën

Slide 40 - Quiz

Wat is een infectie?
A
Een ontsteking
B
Een ziekteverwekker die het lichaam binnendringt
C
Een ziekte

Slide 41 - Quiz

Bestanddeel Q speelt een rol bij de afweer tegen ziekteverwekkers.
A
juist
B
onjuist

Slide 42 - Quiz

Wat zorgt voor de afweer tegen ziekteverwekkers?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
witte bloedcellen

Slide 43 - Quiz

Er zijn mensen die extra vitaminen slikken om een betere afweer tegen ziekteverwekkers te krijgen. Welke bloeddeeltjes hebben te maken met afweer?
A
Witte bloedcellen
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes

Slide 44 - Quiz


Waar voel je je nu eigenlijk ziek van?
A
Van de infectie
B
Van de infectie en van de afweerreactie van je lichaam
C
Van de afweer van je lichaam
D
Van de witte bloedlichaampjes

Slide 45 - Quiz