Les 3 §2 verbanden leggen

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* theorie §2 (C6)
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken.

timer
10:00
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* theorie §2 (C6)
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken.

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Terugblik

Slide 2 - Diapositive

Vragen; schrijf op in je schrift
  1. Goed geschreven? Ik heb me verslapen maar gelukkig was ik nog op tijd
  2. Verbeter de volgende zin. jurjen kwam net een tiende tekort voor een voldoende dus hij baalde ontzettend

Slide 3 - Diapositive

Rad van begrenzing zinnen
Geef antwoord op de vraag.

Slide 4 - Diapositive

§2 verbanden tussen zinnen
Aantekeningen maken; pak papier en pen.

Slide 5 - Diapositive

 Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! 
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. 

Slide 6 - Diapositive

Signaalwoorden
Wat zijn signaalwoorden?

Waarom staan deze in een tekst?

Slide 7 - Diapositive

Verbanden
Zinnen en alinea's staan niet zomaar achter elkaar. Vaak is er een verband binnen zinnen en/of tussen de zinnen en/of alinea's. 

Verband binnen/tussen zinnen = zinsverband
Verband tussen alinea's = alineaverband 

Slide 8 - Diapositive

OPSOMMING

Herken je aan signaalwoorden zoals:

  • ten eerste, ten tweede, ten slotte
  • om te beginnen
  • ook (nog)
  • verder
  • en
  • dubbele punt (:)
  • liggende streepje (-)
  • getallen (1, 2, 3)

Slide 9 - Diapositive

 TEGENSTELLING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • tegenover
  • maar
  • hoewel
  • echter
  • toch
  • aan de ene kant ... aan de andere kant



Slide 10 - Diapositive

TOELICHTING

Herken je aan signaalwoorden zoals:

  • bijvoorbeeld
  • zo
  • zoals
  • denk aan
  • neem nou
  • onder andere


Slide 11 - Diapositive

TIJDSVERLOOP
(CHRONOLOGIE)
  • eerst
  • daarna
  • nadat
  • voordat
  • nu
  • vervolgens 

Slide 12 - Diapositive

OORZAAK-GEVOLG
Wanneer een gebeurtenis tot een andere leidt.
  • Door
  • daardoor
  • doordat
  • zodat

Slide 13 - Diapositive

REDEN
De reden waarom je iets vindt of doet.
De signaalwoorden:
  • want
  • omdat
  • daarom
  • vanwege
  • immers
  • namelijk

Slide 14 - Diapositive

VOORWAARDE
  • Als (...dan)
  • wanneer
  • tenzij

Geeft aan onder welke voorwaarden iets kan of mag gebeuren.

Slide 15 - Diapositive

SAMENVATTING / CONCLUSIE
  • Samengevat
  • kortom
  • dus
  • al met al
  • daarom

Geeft een conclusie uit eerder gegeven informatie.

Slide 16 - Diapositive

Het rad van signaalwoorden

...geef een voorbeeld van een signaalwoord.

Slide 17 - Diapositive

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak opdracht 1 t/m 3
Cursus 6 §2
Hoe:
In je lesboek / schrift
Je mag fluisterend overleggen.
Hulp:
Theorie uit je boek of je aantekeningen
Tijd:
15 minuten
Klaar:
1. Maak opdracht 4 §2
2. Lees de theorie van §3
timer
15:00

Slide 18 - Diapositive

de signalen/signaalwoorden zijn de komma's en en, horen bij een opsommend verband
het signaalwoord is zodat en hoort bij een toelichtend verband
het signaalwoord is eerst en hoort bij een chronologisch verband (let op: er komen in de tekst dus nog meer signaalwoorden die bij dit tekstverband horen!)
het signaalwoord is en, hoort bij een opsommend verband
het signaalwoord is daarna en hoort bij een chronologisch verband       (let op: er kunnen in de tekst nog meer signaalwoorden komen die bij dit tekstverband horen!)
het signaalwoord is vervolgens en hoort bij een chronologisch verband       (let op: er kunnen in de tekst nog meer signaalwoorden komen die bij dit tekstverband horen!)
het signaalwoord is (en) tot slot en hoort bij een chronologisch verband       (let op: dit signaalwoord geeft aan dat er in de tekst niet nog meer signaalwoorden komen die bij dit tekstverband horen!)
Het signaalwoord is en, hoort bij een opsommend verband
de signalen/signaalwoorden zijn de komma en and, horen bij een opsommend verband
de signalen/signaalwoorden zijn de komma en en, horen bij een opsommend verband
Het signaalwoord is en, hoort bij een opsommend verband
Het signaalwoord is ook, hoort bij een opsommend verband
Het signaalwoord is maar, hoort bij een tegenstellend verband
Het signaalwoord is maar, hoort bij een tegenstellend verband
Het signaalwoord is dus, hoort bij een concluderend verband (deze hoef je nog niet te weten!)

Slide 19 - Diapositive