6/9, les 3 wwspelling onv. dw, tt, vt vdw, gebiedende wijs, Engelse ww en bijvoeglijk gebruik vdw

Werkwoordspelling
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Lesplanning
  • Korte activiteit
  • Wat weet je nog?
  • Kort bespreken toets ww spelling
  • Korte herhaling theorie voor wie dat nodig hebben.

  • Werken 
  • Afsluiten 

Slide 2 - Diapositive

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Diapositive

Hoe maakt een skelet een deur open?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen een varken en een baby?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een lasbril?

Slide 6 - Question ouverte

Lesdoel:
Aan het einde van deze les heb je geoefend met werkwoordspelling:
  • pvtt
  • pvvt
  • vd 
  • bijvoeglijk gebruikt vd (bn)
  • gebiedende wijs
  • onvoltooid deelwoord

  • Aan het einde van deze les kun je de werkwoordspelling van pvtt, pvvt, vd, het bijvoeglijk gebruikt vd (bn) en onvoltooid deelwoord, volgens de Nederlandse spellingsregels toepassen.                                           


Slide 7 - Diapositive

Schrijf drie dingen op
die je van de vorige les hebt
onthouden.

Slide 8 - Carte mentale

Voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd kan je 't x-kofschip gebruiken.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Voor het spellen van het voltooid deelwoord kun je 't x-kofschip gebruiken.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd kun je 't x-kofschip gebruiken.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

De leerling rende (lachen) naar de klas.
A
lachende
B
lachend
C
lachtte
D
lachent

Slide 12 - Quiz

Het ligt in de woonkamer en de keuken (branden) de hele nacht.
A
branden
B
brandden
C
brande
D
brandde

Slide 13 - Quiz

De docent heeft (beloven) dat ze trakteert als iedereen een voldoende haalt.
A
belooft
B
beloofdt
C
beloofd
D
beloovd

Slide 14 - Quiz

Voor hun trouwdag (daten) Darrel (daten) afgelopen weekend met zijn vrouw?
A
date
B
datete
C
daten

Slide 15 - Quiz

Vind je dat je genoeg (oefenen) hebt voor de toets?
A
geoefent
B
geoefend
C
Geoefendt
D
geoevend

Slide 16 - Quiz

Is het tegenwoordige tijd (tt)? --> drie keuzes
Meervoud (MV) = wij, jullie, zij = Infinitief = hele werkwoord 
(Stam = infinitief - 'en')

Enkelvoud (EV) = ik-vorm of ik-vorm+t
Ik vorm Ik loop naar huis
Jij/hij/zij/je/het/u VOOR het werkwoord staat = ik-vorm+t Jij loopt naar huis.
Je/jij DIRECT ACHTER de persoonsvorm: ik-vorm Dan loop je naar huis. - Loop jij naar huis?


Slide 17 - Diapositive

Verleden tijd: zwak of sterk?
Zwak/regelmatig:
klank blijft gelijk
Sterk/onregelmatig:
 klank verandert

Slide 18 - Diapositive

Is het verleden tijd?
Is het een sterk (onregelmatig) werkwoord?
Bij sterke (regelmatige) werkwoorden verandert de ik-vorm van klank als je het werkwoord in de verleden tijd zet. 

Je kunt de verleden tijd dan alleen bepalen als je de verleden tijdsvorm weet. 

Daar komt dus een stukje taalgevoel/taalervaring bij kijken. Dit moet je dus weten!

Slide 19 - Diapositive

Is het verleden tijd?
Is het een zwak (regelmatig) werkwoord?
Regel: Ik vorm + de(n) of te(n) --> de n is voor meervoud
Eindigt de stam op een t of een d? Dan staat er dus dubbel of dubbel dt!

Staat de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en) in 'T KoFSCHiP?
(infinitief = wachten - stam = wacht) 
EV = ik-vorm +te     De hond blaft - De hond blafte     Zij wacht --> Zij wachtte
MV = ik-vorm +ten   De honden blaffen - De honden blaften     Jullie wachten --> Jullie wachtten

Staat de laatste letter van de stam niet in 't kofschip?
(infinitief = blozen -stam = bloz) 
EV = ik-vorm +de       U bloost --> u bloosde         Hij brandt de kaars - Hij brandde de kaars
MV = ik-vorm +den    Wij blozen --> wij bloosden       Jullie branden de kaars  - Jullie brandden de kaars

Slide 20 - Diapositive

Voltooid deelwoord
  • Heeft een hulp werkwoord nodig,
  • Herken je aan ge-, be- en ver-
  • Eindigt vaak op een d of t

Twee trucjes:
  1. Je hoort vaak of een voltooid deelwoord op een -t of -d eindigt door het woord langer te maken (er een -e achter te denken).    --> Branden-  gebrande (kaars) -( De kaars IS gisteren) gebrand 
  2. Je kunt de regel van ‘T KoFSCHiP toepassen. 
  • Eindigt de stam op een letter uit 'TKoFSCHiP? Dan schrijf je een t. Vissen - stam = vis - Ik heb gevist
  • Eindigt de stam niet op een letter uit 't kofschip? Dan schrijf je een d.  Rennen - stam = ren - Ik heb gerend

    Slide 21 - Diapositive

    Voltooid deelwoord eindigt op -d of -t
    Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t en het is bijvoeglijk gebruikt, dan schrijf je het zo kort mogelijk:
    Verpesten - het feest is verpest (voltooid deelwoord) - het verpeste feest (bijv. naamwoord)
    Dus niet zoals je zou spellen in de verleden tijd: hij verpestte het feest!

    Zeven - die bloem is gezeefd (voltooid deelwoord) - de gezeefde bloem (bijv. naamwoord)
    Zoeken - de sleutel is gezocht (voltooid deelwoord) - de gezochte sleutel (bijv. naamwoord)
    Kopen - de trui is gekocht (voltooid deelwoord) - de gekochte trui (bijv. naamwoord)

    Altijd zo kort mogelijk: 
    Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk, maar zorgt wel dat de uitspraak nog altijd klopt: geen tt of dd zoals in de verleden tijd gebeurt, behalve als de dd of tt al in het hele werkwoord staan (spelling/uitspraak) 
    ' De verbrede weg' in plaats van 'de verbreedde weg'.
     'De verpotte plant', anders staat er 'de verpote plant'.


    Slide 22 - Diapositive

    Voltooid deelwoord eindigt op -en
     

    Van verschillende sterke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op -en
    In deze gevallen eindigt ook het bijvoeglijk naamwoord op -en

    dragen - de pet is gedragen (voltooid deelwoord) - de gedragen pet (bijv. naamwoord)
    helpen - de klant is geholpen (voltooid deelwoord) - de geholpen klant (bijv. naamwoord)
    vallen - de bal is gevallen (voltooid deelwoord) - de gevallen bal (bijv. naamwoord)
    smelten - het ijsje is gesmolten (voltooid deelwoord) - het gesmolten ijsje (bijv. naamwoord)

    Slide 23 - Diapositive

    Gebiedende wijs
    Als in een zin een bevel of opdracht staat en die zin heeft geen onderwerp, dan staat de zin in de gebiedende wijs. De zin begint met een persoonsvorm die bestaat uit de stam of ik-vorm van het werkwoord.

    Was je handen!
    Doe je jas even uit.
    Let op!Leg neer die bal!
    Pak je boek!

    Uitzondering:
    Als na het werkwoord het persoonlijk voornaamwoord U wordt gebruikt, dan komt er wel een -t na de stam of de ik-vorm:
    Gaat u maar voor, Noteert u dat even.
    Loopt u alstublieft door!
    Geeft u dat maar aan mij.

    Slide 24 - Diapositive

    Vervoegen Engelse werkwoorden
    We vervoegen een werkwoord van Engelse herkomst alsof het een oorspronkelijk Nederlands werkwoord was. De stam schrijven we op dezelfde manier als in het Engels. Op die stam passen we de regels voor Nederlandse werkwoorden toe.

    1e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd is gelijk aan de (aangepaste) stam
    ik shop
    ik save
    2e en 3e persoon enkelvoud tegenwoordige is gelijk aan de ik-vorm + ‘t’
    jij shopt, jij savet
    hij shopt, hij savet
    De verleden tijd is de ik-vorm + ‘de(n)’ of ‘te(n)’ ('T XKoFSCHiP)
    shop+te(n) → shopte(n)
    save+de(n) → savede(n)
    Het voltooid deelwoord is gelijk aan ‘ge’+ik-vorm+‘d/t’ (langer maken of 'T XKoFSCHiP)
    ge+shop+t → geshopt
    ge+save+d → gesaved

    Slide 25 - Diapositive

    Voltooide deelwoorden

    Voltooide deelwoorden eindigen op -en: gelopen, verdronken, gesneden.
    Ze veranderen nooit, ook niet als ze bijvoeglijk worden gebruikt:
    de gelopen race, het verdronken schaap, het gesneden brood
    Uitzonderingen op deze regel vormen deelwoorden die eindigen op -n.
    Als je deze bijvoeglijk gebruikt, moet je zo kort mogelijk schrijven.
    (vergaan – vergane, gezien – geziene)
    Eindigen op -d of -t: gered, gewit
    Als je ze bijvoeglijk gebruikt, komt er een -e achter.
    Je schrijft ze dan:
    – zoals je ze hoort: het geredde paard, het gewitte plafon
    – zo kort mogelijk: de gehate dictator, de gepote bloembollen

    Slide 26 - Diapositive

    Onvoltooide deelwoorden

    Onvoltooide deelwoorden eindigen op d(e).
    Voorbeelden:
    zwaaiend(e), lachend(e), fietsend(e), etc.
    Ook onvoltooide deelwoorden kunnen bijvoeglijk gebruikt worden.
    Voorbeelden:
    De hoestende leraar, de lachende agent, het hinnikende paard

    Slide 27 - Diapositive

    Slide 28 - Vidéo

    Werk voor deze les en de volgende les:


      Huiswerk:
      • H4, spelling opdracht 8
      • H5, spelling, opdracht 7, 8 en 9
      • H6, opdracht 6
      + nakijken en verbeteren met een andere kleur!


      timer
      15:00

      Slide 29 - Diapositive

      Extra oefenen
      De volgende dia bevat een link naar Cambiumned. Daar kan je extra oefenen.

      Slide 30 - Diapositive

      Slide 31 - Lien

      Lesdoel:
      Aan het einde van deze les heb je geoefend met werkwoordspelling:
      • pvtt
      • pvvt
      • vd 
      • bijvoeglijk gebruikt vd (bn)
      • gebiedende wijs
      • onvoltooid deelwoord

      • Aan het einde van deze les kun je de werkwoordspelling van pvtt, pvvt, vd, het bijvoeglijk gebruikt vd (bn) en onvoltooid deelwoord, volgens de Nederlandse spellingsregels toepassen.                                           


      Slide 32 - Diapositive

      Ik weet weer hoe ik werkwoorden (tt, vt, vdw, bijvoeglijk gebruik vdw en Engelse ww) correct moet spellen.
      😒🙁😐🙂😃

      Slide 33 - Sondage

      Schrijf drie dingen op
      die je vandaag geleerd hebt.

      Slide 34 - Carte mentale

      Reflectie:
      Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
      Wat kan nog iets beter?

      Slide 35 - Question ouverte

      Feedback:
      Wat vond je fijn/goed aan deze les?
      Wat zou je liever anders willen zien?

      Slide 36 - Question ouverte

      Slide 37 - Vidéo

      Slide 38 - Vidéo

      Slide 39 - Vidéo