2h wk 45 Tekstverbanden en signaalwoorden (2)

Welkom 2h
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ... kun je het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en het vergelijkend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom 2h
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ... kun je het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en het vergelijkend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.

Slide 1 - Diapositive

Lekker lezen!
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • Uitleg tekstverbanden (2)
  • Oefenen in duo's
  • Oefenen in het boek
  • Afronden 




Slide 3 - Diapositive

In tweetallen: (3 min)
Welke 5 tekstverbanden en signaalwoorden
ken je nog?





Slide 4 - Diapositive

1: Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft een nieuwe iPad, maar Jaap heeft een ander Samsung tablet.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Slide 5 - Diapositive

2: Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:


Slide 6 - Diapositive

3: Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Ik moet vandaag mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, (,) en, ook

Slide 7 - Diapositive

4: Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 8 - Diapositive

5: Concluderend verband
In een concluderend verband wordt er een conclusie getrokken op basis van eerder gegeven informatie.

Al met al kunnen we stellen dat deze game echt een aanrader is.

Signaalwoorden: al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus

Slide 9 - Diapositive

6: Doel-middel verband
In een doel-middel verband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

Om de finale te bereiken, zullen we echt veel beter moeten presteren.
Signaalwoorden: aan de hand van, door middel van, met behulp van, om / te, opdat, zodat

Slide 10 - Diapositive

7: Oorzakelijk verband
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).

De zanger kwam te laat voor zijn eigen concert, doordat het vliegtuig vertraging had. 
Signaalwoorden: als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat

Slide 11 - Diapositive

8: Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
Voor het PW geschiedenis had ik een onvoldoende, omdat ik er echt weinig tijd aan heb besteed.

Signaalwoorden: daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want

Slide 12 - Diapositive

9: Samenvattend verband
In een samenvattend verband  geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.

Kortom, hoe de rechter zal oordelen is nog even afwachten.

Signaalwoorden: al met al, kortom, met andere woorden, samengevat

Slide 13 - Diapositive

10: Vergelijkend verband
Een vergelijkend verband laat een overeenkomst of een verschil tussen meerdere zaken zien.

In vergelijking met vorig jaar doe ik nu veel meer mijn best.
Signaalwoorden: evenals, in vergelijking met, (even / net (zo) … als, zoals – ook de vergrotende trap: meer / groter / beter enzovoort dan

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag - Cursus 1 Meer dan Lezen
Wat: Paragraaf 3 Tekstverbanden (2) opdracht 2 
Hoe: Zelfstandig
Nodig: boek, schrift, pen
Tijd: 5 min
Hulp: docent 
Geluid: stilte
Klaar: Ga verder met opdracht 3
Na 5 minuten bespreken we opdracht 2 
timer
5:00

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag - Cursus 1 Meer dan Lezen
Wat: Paragraaf 3 Tekstverbanden (2) opdracht 3
Hoe: Zelfstandig
Nodig: boek, schrift, pen
Tijd: 10 min
Hulp: docent 
Geluid: stilte
Klaar: Lees in je leesboek
Na 10 minuten bespreken we opdracht 3
timer
10:00

Slide 16 - Diapositive

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 17 - Carte mentale

Heb je nog een vraag over deze les?

Slide 18 - Carte mentale

Afronden
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ...  kun je het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en het vergelijkend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.

Slide 19 - Diapositive

Welkom 2h
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ... kun je het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en het vergelijkend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.

Slide 20 - Diapositive

Lekker lezen!
timer
5:00

Slide 21 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling tekstverbanden (2)
  • Oefenen in duo's
  • Oefenen in het boek
  • Afronden 




Slide 22 - Diapositive

In tweetallen: (3 min)
Welke 5 tekstverbanden en signaalwoorden
hebben we de vorige les behandeld?





Slide 23 - Diapositive

6: Doel-middel verband
In een doel-middel verband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

Om de finale te bereiken, zullen we echt veel beter moeten presteren.
Signaalwoorden: aan de hand van, door middel van, met behulp van, om / te, opdat, zodat

Slide 24 - Diapositive

7: Oorzakelijk verband
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).

De zanger kwam te laat voor zijn eigen concert, doordat het vliegtuig vertraging had. 
Signaalwoorden: als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat

Slide 25 - Diapositive

8: Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
Voor het PW geschiedenis had ik een onvoldoende, omdat ik er echt weinig tijd aan heb besteed.

Signaalwoorden: daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want

Slide 26 - Diapositive

9: Samenvattend verband
In een samenvattend verband  geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.

Kortom, hoe de rechter zal oordelen is nog even afwachten.

Signaalwoorden: al met al, kortom, met andere woorden, samengevat

Slide 27 - Diapositive

10: Vergelijkend verband
Een vergelijkend verband laat een overeenkomst of een verschil tussen meerdere zaken zien.

In vergelijking met vorig jaar doe ik nu veel meer mijn best.
Signaalwoorden: evenals, in vergelijking met, (even / net (zo) … als, zoals – ook de vergrotende trap: meer / groter / beter enzovoort dan

Slide 28 - Diapositive

Bedenk in tweetallen (10-15 min):
1) Per tekstverband een zin. 
2) Noteer de 10 zinnen op een toetsblaadje.
Maak gebruik van signaalwoorden.
3) Na 10 minuten wisselen we de opgaven uit. Een ander tweetal zoekt dan samen naar het tekstverband en het signaalwoord.

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag - Cursus 1 Meer dan Lezen
Wat: Paragraaf 3 Tekstverbanden (2) opdracht 4 en 5
Hoe: Zelfstandig
Nodig: boek, schrift, pen
Tijd: 15 min
Hulp: docent 
Geluid: stilte
Klaar: Ga verder met opdracht 6
Na 15 minuten bespreken we opdracht 4 en 5
timer
15:00

Slide 30 - Diapositive

Afronden
Aan het einde van deze les:
- ... weet je wat tekstverbanden zijn
- ...  kun je het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en het vergelijkend verband herkennen in een tekst adhv bijbehorende signaalwoorden.

Volgende les:
Maken we een oefentoets. Bereid je vast voor door de tekstverbanden te leren!

Slide 31 - Diapositive