Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Spellingquiz 2
H1 tot H6
Nieuw Nederlands
Slide 1 - Diapositive
Als herhaling
Van alles wat
Doel: Ben ik voorbereid op de toets?
Slide 2 - Diapositive
Hoofdstuk 1
Trema, apostrof, accent en cedille
Slide 3 - Diapositive
Trema (")
Om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën.
Er is dus geen trema nodig in: gekopieerd, video, buiig.
In sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge.
LET OP: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig.
Slide 4 - Diapositive
Kies de juiste vorm:
A
draaiing
B
draaiïng
Slide 5 - Quiz
Kies de juiste vorm:
A
coordinatie
B
coördinatie
Slide 6 - Quiz
Kies de juiste vorm:
A
egoisme
B
egoïsme
Slide 7 - Quiz
Kies de juiste vorm:
A
financieel
B
financïeel
Slide 8 - Quiz
Kies de juiste vorm:
A
fohn
B
föhn
Slide 9 - Quiz
Apostrof (')
Als weglatingsteken: 's avonds, Lars' scooter, 's-Hertogenbosch
Om uitspraakproblemen te voorkomen als je een -s schrijft achter woorden op -a, -i, -o, -u en -y: Hanna's fiets, kiwi's, baby's; er is dus geen apostrof nodig in: cadeaus, cowboys, Annes fiets.
In afleidingen en meervoud van afkortingen: cc'en, dvd'tje, pc's
In verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby'tje (maar displaytje).
Slide 10 - Diapositive
Kies de juiste vorm:
A
buggytje
B
buggy'tje
Slide 11 - Quiz
Kies de juiste vorm:
A
chimpansees
B
chimpansee's
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste vorm:
A
cafees
B
cafés
Slide 13 - Quiz
Kies de juiste vorm:
A
programmas
B
programma's
Slide 14 - Quiz
Accent
Nodig voor juiste uitspraak:
Accent aigu: cliché
Accent grave: barrière
Accent circonflex: enquête
Slide 15 - Diapositive
Typ het juiste woord. Nachtcr...me
Slide 16 - Question ouverte
Typ het juiste woord. Coup…
Slide 17 - Question ouverte
Tussenletters in samenstellingen
Hoor je een s, schrijf je een s.
Bijvoorbeeld: liefdesverdriet
Soms hoor je de s niet, vervang dan het woord.
Bijvoorbeeld: stationsstraat --stationsplein
Slide 18 - Diapositive
Tussenletters in samenstellingen
Bij twee ZN schrijf je –(e)n als tussenletters als het eerste deel enkel een meervoud heeft op –(e)n.
Bijvoorbeeld: kip+soep = kippensoep
bes+sap = bessensap
paard+ stal = paardenstal
Slide 19 - Diapositive
Uitzonderingen
Eerste deel is geen ZN: armelui,wiegelied
Eerste deel heeft geen meervoud: benzinegeur
Eerste deel heeft een dubbel meervoud: geboorteplaats
Slide 20 - Diapositive
Uitzonderingen
Eerste deel heeft alleen een meervoud op –s: horlogeband
Eerste deel versterkt het tweede deel(=BN): beresterk
Eerste deel is uniek: zonneschijn
Slide 21 - Diapositive
Welke samenstelling is goed geschreven?
A
Ziekezorg
B
ziekenzorg
C
ziekeszorg
Slide 22 - Quiz
Welke samenstelling is goed geschreven?
A
groentesoep
B
groentessoep
C
groentensoep
D
groentsoep
Slide 23 - Quiz
Maak een samenstelling van paard + stal
Slide 24 - Question ouverte
Maak een samenstelling van zon + schijn
Slide 25 - Question ouverte
Hoofdstuk 2
Met of zonder -n?
Slide 26 - Diapositive
Beide(n) zijn getrouwd en hebben kinderen.
A
beide
B
beiden
Slide 27 - Quiz
De chocoladeletters waren beide(n) gebroken.
A
beiden
B
beide
Slide 28 - Quiz
Sommige(n) moesten nog een treinkaartje kopen.
Slide 29 - Question ouverte
Met of zonder -n? Die broers maken altijd ruzie en meestal hebben ze beide(n) schuld.
Slide 30 - Question ouverte
Hoofdstuk 3
Schrijfwijze van getallen
Slide 31 - Diapositive
Ik schrijf getallen met letters bij...
Slide 32 - Carte mentale
Ik schrijf getallen met cijfers bij...
Slide 33 - Carte mentale
De minister wilde ......... miljoen bezuinigen.
A
6-tig
B
zestig
C
60
Slide 34 - Quiz
De staatsgreep vond plaats op ..........
A
vijftien mei negentieneenenzestig
B
15-5-1961
C
15 mei negentieneenenzestig
D
15 mei 1961
Slide 35 - Quiz
Hoewel ik om 14:00 uur een afspraak had, moest ik .............. wachten op de orthodontist.