5.14 betrekkelijk voornaamwoord

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • agenda
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • agenda

Slide 1 - Diapositive

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Terugblik
  • Uitleg 
  • Opdrachten maken

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk
Dinsdag 12 december:
  • C5, P14, opdr: 1 t/m 3, 5, 7B



Slide 4 - Diapositive

Terugblik

Slide 5 - Diapositive

Het 6e lesuur zijn wij vrij.

wat is 6e?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je
"tweede - tachtigste - honderdste"?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 7 - Quiz

Twee derde van mijn klas haalde voor die toets een cijfer hoger dan een voldoende.
A
Twee derde = bepaald hoofdtelwoord
B
Twee derde = bepaald rangtelwoord

Slide 8 - Quiz

Voegwoord
  • nevenschikkend en onderschikkend voegwoord

Slide 9 - Diapositive

Voegwoord
Voegwoorden (vgw) verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar:
  • twee woorden 
pizza of hamburger
  • twee woordgroepen 
de zware training en de spannende wedstrijd
  • twee zinnen 
Ruby en Nathalie sparen voor een tent}, want {ze gaan in juli kamperen in de Ardenne.






Slide 10 - Diapositive

 oegwoord
Er zijn twee soorten voegwoorden:

  • nevenschikkende voegwoorden (ns. vgw.): verbinden meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen. 
dus, en, maar, of en want.

  • onderschikkende voegwoorden (os.vgw) verbinden meestal een bijzin met een hoofdzin.
aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.
 


– {hoofdzin
Pak je een paraplu (bijzin voordat je naar buiten gaat)}?
Er zijn meer onderschikkende voegwoorden, zoals: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.

Slide 11 - Diapositive

Wat is het voegwoord?

Ik word later piloot of astronaut.

Slide 12 - Question ouverte

of
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 13 - Quiz

Wat is het voegwoord?
Als je een rijpe banaan naast een kiwi legt, zal de kiwi sneller rijpen.

Slide 14 - Question ouverte

als
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 15 - Quiz

Wat is het voegwoord?

Boa’s zijn niet giftig, maar ze kunnen wel gemeen bijten.

Slide 16 - Question ouverte

maar
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 17 - Quiz

woordsoorten
  • lidwoord (lw): bepaald (blw) en onbepaald lidwoord (olw)
  • zelfstandig naamwoord (zn)
  • bijvoeglijk naamwoord (bn) + stoffelijk bijvoeglijk naamwoord 
  • zelfstandig werkwoord (zww) en hulpwerkwoord (hww)
  • persoonlijk (pers. vnw.) en bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.)
  • voorzetsel (vz)
  • bijwoord (bw)
  • aanwijzend (aanw. vnw.) en vragend voornaamwoord (vr. vnw.)
  • telwoord (telw.) en voegwoord (voegw.)

Slide 18 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 19 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
  1. Met de jongendie daar op dat bankje zit, heeft mijn zus verkering gehad.
  2. Het alarm, dat je op vrijwel elke wekker vindt, is een pieper of zoemer.
  3. Hij is de politicus op wie ik ga stemmen.  
  4. Er is niets wat ik niet durf.



Slide 20 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een kern, een woord dat eerder genoemd is: het antecedent

De meest gebruikte betr.vnw: die, dat, wie en wat.

Let op: woorden als waar, waarmee, waarover, waarvan, waar… zijn geen betrekkelijke voornaamwoorden, maar bijwoorden.

Slide 21 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
  • die  > de-woorden                       dat > het-woorden

  • wat 
- een overtreffende trap na 'het' > Het noorderlicht is het mooiste wat ik ooit heb gezien.
- woorden als alles, datgene, diegene, het enige, iets, niets, veel, weinig > Alles wat op die site staat, is uit voorraad leverbaar. 
- een hele zin of een deel van een zin > Ridouan is een ijverige leerling, wat niet gezegd kan worden van Wesley.

  • voorzetsel + wie: verwijzen naar een persoon (door wie, voor wie, enz.)
Syenne, van wie ik dit huisje huur, maakt een rondreis door Chili.



Slide 22 - Diapositive

Noteer de betrekkelijk voornaamwoorden.

Is dit pand, dat al een jaar leegstaat, bestemd voor de jeugd, die graag een clubhuis wil?

Slide 23 - Question ouverte

Noteer de antecedenten.

Is dit pand, dat al een jaar leegstaat, bestemd voor de jeugd, die graag een clubhuis wil?

Slide 24 - Question ouverte

Noteer de betrekkelijk voornaamwoorden.

De man aan wie ik het contract dat ik tekende, heb toegestuurd, is het kwijtgeraakt.

Slide 25 - Question ouverte

Noteer de antecedenten.

De man aan wie ik het contract dat ik tekende, heb toegestuurd, is het kwijtgeraakt.

Slide 26 - Question ouverte

Aan de slag!
Maak opdr. 1 t/m 3, 5, 7B van Grammatica Woordsoorten
Open het online boek - Cursus 5 Grammatica - 14 Betrekkelijk voornaamwoord 
De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar?
Kies uit: lezen in je leesboek, extra oefenen


timer
15:00

Slide 27 - Diapositive

Huiswerk
Dinsdag 12 december:
  • C5, P14, opdr: 1 t/m 3, 5, 7B



Slide 28 - Diapositive