Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Quizz behandeling hormoonziekten
Slide 1 - Diapositive
Insuline
Glucagon
Zorgt voor opname bloedglucose in de cellen van het lichaam
Verlaagd de bloedsuikerspiegel
verhoogd de bloedsuikerspiegel
stimuleert omzetting glucose naar glycogeen (lever)
Stimuleert omzetting glycogeen naar glucose (lever)
blokkeert aanmaak van insuline
zet vet en eiwitten om in glucose
Slide 2 - Question de remorquage
Bloedsuiker gaat omhoog
Bloedsuiker gaat omlaag
Lever
Alvleesklier
Suiker gaat de cellen in
Productie glucagon
Productie insuline
Slide 3 - Question de remorquage
Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Hormoon dat glycogeen wordt omgezet in glucose
glucosegehalte
insuline
diabetes
glucose
glucagon
Slide 4 - Question de remorquage
Bij een hyperglycemie is de bloed glucose
A
Verhoogd
B
Verlaagd
Slide 5 - Quiz
Hoe kun je een hypoglykemie behandelen? Meerdere antwoorden mogelijk
A
Client laten eten
B
glucagon geven per injectie
C
Insuline per injectie geven
D
infuus aanleggen met glucose oplossing
Slide 6 - Quiz
Een patient met diabetes type 1 heeft bij een feestje veel gegeten, en vooral gesnoept van de toetjes. Zij moet nu het aantal eenheden Insuline wat zij gaat spuiten aanpassen. Meer of minder insuline?
A
meer insuline
B
minder insuline
Slide 7 - Quiz
Een patient met diabetes type 1 is naar het strand gegaan met vrienden. Hij heeft daar strandvolleybal gespeeld. Een lichamelijke inspanning die hij niet gewend is. Hij moet nu het aantal eenheden Insuline wat hij gaat spuiten aanpassen. Meer of minder eenheden?
A
meer insuline
B
minder insuline
Slide 8 - Quiz
zelfde strand casus: Gelukkig maakt hij de juiste keuze wat betreft de insuline. Waar moet hij nu ook extra opletten? Of extra doen? (1 minuut)
Slide 9 - Question ouverte
Een patient met IDDM is ziek en heeft koorts. Zij heeft geen trek en wil niet eten. vraag 1: wat betekent IDDM?
Slide 10 - Question ouverte
Dezelfde patient met IDDM is ziek en heeft koorts. Zij heeft geen trek en wil niet eten. Ga je nu de voorgeschreven hoeveelheid insuline geven of niet?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
dezelfde patient met IDDM met koorts en niet eten: Wat ga je wel doen nu?
Slide 12 - Question ouverte
Een patient heeft diabetes type 2 en is ernstig ziek. Zij lijkt langzaam in de terminale fase te raken. Ga je nog insuline geven of niet? Bedenk voor jezelf ook waarom..
A
nee
B
ja
Slide 13 - Quiz
Stelling: Iemand met diabetes type 2 komt niet in een hyperglycemisch coma waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
Hoe lang duurt het voordat iemand met een diabetische hyperglycemisch coma, irreversibele schade oploopt of zelfs overlijdt?