Jodendom #3

• Godsdienst
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Neem de regels van je eigen land die je hebt opgeschreven.
A> Bespreek ze in je groepje. Zijn er verschillen? Waarom heb je deze keuzes gemaakt? Zijn er regels van anderen die je beter vindt?
B> Vergelijk ze met de bijbelse 10 geboden (google). Zijn er verschillen? Wat vind je van de keuzes die de bijbelschrijver heeft gemaakt?

Je krijgt een filmpje te zien over het bijbelse woord 'zonde'. Dit zegt veel over hoe Joden en christenen denken.
Beantwoord hier de volgende vragen over:

1) In de bijbel wordt het begrip ‘zonde’ regelmatig gebruikt. Wat betekent dit woord letterlijk?

2) Wat houdt het in om te ‘zondigen’ in de bijbel?

3) Waarom denken mensen die zondigen vaak dat ze goed bezig zijn, volgens het filmpje?

We kijken het filmpje straks verder. 
Bespreek nu in je groepje:

1) Wat vind je (of wat voel je bij>) van de behandeling van het woord 'zonde' uit het filmpje?
2) Bestaat 'zonde' in jou optiek? 
3) Zondig jij ook wel eens? Kun je een voorbeeld noemen?
4) Zijn er mensen waarvan je onder de indruk bent van hun oprecht gedrag?
> En andersom, mensen wiens gedrag je juist een afkeer hebt?

Stofvragen voor vandaag (kopiëren in tekstdocument en beantwoorden)

1) We gaan de geschiedenis van het Jodendom in 5 ruwe jaartallen samenvatten. Plaats bij elk jaartal wát hier is gebeurd, waarom het van belang is voor Joden en - als er een persoon aan is verbonden - welke persoon dit is. Hierbij de jaartallen:
A/ 2000 v. Chr  B/ 1500 v. Chr   C/ 1000 v. Chr.  D/ 70 n. Chr.  E 1948 n. Chr.

2) Noem twee belangrijk personen uit de Joodse verhalen en bedenk waarom deze verhalen voor Joodse mensen inspirerend zijn.

Het Joodse volk ziet Abraham als hun stamvader.
Ongeveer 2000 v. Chr. kreeg deze de opdracht van God om zijn land te verlaten en zich in Kanaän (nu; Israël) te vestigen. 
Hoewel hij en zijn vrouw onvruchtbaar waren beloofde God hem nakomelingen 'zo talrijk als de zandkorrels aan zee'.

In zijn reizen naar en door het land Kanaän maakt Abraham vele struggles mee die zijn geloof op de proef stellen. Uiteindelijk blijft hij trouw en geeft God hem zijn zoon. Abraham's kleinzoon is Jacob; die door God een nieuwe naam zou krijgen: Israël
("vecht met God").
De afstammelingen van Abraham zijn de Joden en Arabieren.

Abraham's afstammelingen zouden uiteindelijk naar Egypte verhuizen waar ze slaven werden. Het verhaal van de Exodus en de bevrijding uit Egypte hebben we gehad; en zou rond 1500 v. Chr. plaatsgevonden hebben.

De Israëlieten (afstammelingen van Israël) trokken terug naar Kanaän, veroverden dit, en vestigden het rijk Israël rond 1000 v Chr.

De Israëlieten gingen zich steeds meer noemen naar de grootste stam: Juda (Joden); en rond 70 n. Chr werden ze definitief uit Israël verdreven door de Romeinen.

In 1948 keerden Joden overal
over de wereld weer naar
 Israël terug, dat inmiddels
 ook het land van de
Palestijnen was geworden.

Noteer de antwoorden op de stofvragen:

1) We gaan de geschiedenis van het Jodendom in 5 ruwe jaartallen samenvatten. Plaats bij elk jaartal wát hier is gebeurd, waarom het van belang is voor Joden en - als er een persoon aan is verbonden - welke persoon dit is. Hierbij de jaartallen:

A/ 2000 v. Chr B/ 1500 v. Chr C/ 1000 v. Chr. D/ 70 n. Chr. E 1948 n. Chr.

2) Noem twee belangrijk personen uit de Joodse verhalen en bedenk waarom deze verhalen voor Joodse mensen inspirerend zijn.

Antisemitisme (=Jodenhaat) neemt in Nederland weer toe. De gasten in het nieuwsprogramma geven daar een aantal verklaringen voor. 

1) Waarom denk jij dat het antisemitisme weer toeneemt?

2) Als we het over vervolging/discriminatie hebben; welke groepen in Nederland denk jij dat ze vervolgt worden?
3) Heb jij zelf ook wel eens vervolging/discriminatie meegemaakt?

Huiswerkopdracht:
Volgende week staan we o.a stil bij de holocaust en de Tweede Wereldoorlog.
Kijk een film, youtube filmpje, serieaflevering of een andere vorm van media over Jodenvervolging OF de Tweede Wereldoorlog in het algemeen. Geef hier een korte samenvatting bij van 4 zinnen en neem deze mee. 
Je mag als het om een film gaat ook een film nemen die je al eens hebt gezien en goed in je geheugen zit; en hier 4 regels over intikken.